100
Werking
Net-X II Gebruikershandleiding, Rev. 3
Scènenaam
Met de Net-X II kunt u van elke scène de naam aanpassen. Doe het volgende om de naam van een scène
te veranderen:
1.
Selecteer de te configureren scène zoals is vermeld in
2.
Gebruik de knop en selecteer
1. Name:Scene_1–10.
3.
Druk op de knop.
4.
Gebruik de knop voor het selecteren van de letter, het nummer of symbool, van
A–@
. Er zijn 96
opties.
5.
Herhaal dit totdat de naam naar wens is ingesteld.
6.
Gebruik de knop voor het selecteren van
Enter
om de naam op te slaan of
Cancel
(Annuleren)
om af te sluiten zonder op te slaan.
7.
Druk op de knop.
Scènestappen
Deze functie toont het aantal stappen dat in de scène is opgeslagen. Volg de onderstaande instructies om
de eerder opgeslagen stappen weer te geven.
1.
Selecteer de te configureren scène zoals is vermeld in
2.
Gebruik de knop en selecteer
2. Step:(0/0).
3.
Druk op de knop.
4.
Draai aan de knop om door de opgeslagen stappen te bladeren.
Stap toevoegen
Deze functie voegt een stap toe aan de scène. Doe het volgende om een stap aan de scène scène toe te
voegen:
1.
Selecteer de te configureren scène zoals is vermeld in
2.
Gebruik de knop en selecteer
Add Step.
3.
Druk op de knop.
Stap verwijderen
Deze functie verwijdert een stap van de scène. Volg onderstaande instructies om een stap van de scène
te verwijderen:
1.
Selecteer de te configureren scène zoals is vermeld in
2.
Gebruik de knop en selecteer
Delete Step.
3.
Druk op de knop.
Timing
Deze functie stelt de intervallen tussen stappen in evenals een desgewenst vervagingseffect.
1.
Selecteer de te configureren scène zoals is vermeld in
2.
Gebruik de knop en selecteer
5. Timing.
3.
Druk op de knop.
4.
Gebruik de knop voor het selecteren van:
•
2. Fade In Time:0,10S—9M59S
(selecteert de fade in-tijd).
•
Druk op de knop.
•
3. Fade Out Time:0,10S—9M59S
(selecteert fade out-tijd).
•
Druk op de knop.
•
4. Delay Time:0,10—9M59S
(selecteert de vertragingstijd).
•
Druk op de knop.
•
5. Exit
(Annuleren).
5.
Selecteer
1. Save Step
optie om de configuraties op te slaan.
Triggerinstellingen
De Net-X II kan een trigger aan een externe schakelaar toewijzen om een opgeslagen scène te activeren.
Als de trigger is ingeschakeld, wordt de Trigger Info weergegeven op het displayscherm met de
scènenaam, het aantal stappen en de timing die voor die scène is ingesteld.
1.
Gebruik de knop en selecteer
10. Trigger Settings.
2.
Druk op de knop.
3.
Gebruik de knop en selecteer
Trigger 1–4
.
4.
Druk op de knop.
5.
Gebruik de knop en selecteer
Scene 1–10
.
6.
Druk op de knop.
Summary of Contents for NET-XII
Page 1: ...User Manual Version V1 6 ...