24
NEDERLANDS
X
Zorg ervoor dat de aansluitingen op de
gelijkstroomvoorziening schoon zijn en goed vastzitten.
Door losse aansluitingen kunnen draden oververhit
raken en kan de isolatie smelten.
X
Controleer of u de polariteit niet hebt omgedraaid.
X
Installeer het apparaat niet in motorcompartimenten.
X
Gebruik de gelijkstroom-wisselstroomomzetter niet om
medische apparatuur van stroom te voorzien.
Onderdelen
1. Handgreep
2. Wisselstroomstopcontact
3. Aan-/uitschakelaar
4. Stekker voor 12 V-gelijkstroomhulpmiddelen
5. Accuklemmen
6. LED-indicator stroom
7. Polen
De uitgangsspanningsvorm van de gelijkstroom-
wisselstroomomzetter
De wisselstroomuitgangsspanningsvorm van de
gelijkstroom-wisselstroomomzetter wordt een “gewijzigde
sinusgolf” genoemd.
Dit type spanningsvorm is geschikt voor de meeste
wisselstroombelastingen, waaronder lineaire en
schakelende voedingen die in elektronische apparatuur,
transformatoren en motoren worden gebruikt.
Bedieningsinstructies
Vereisten voor de stroombron
De stroombron moet 12,5 V-gelijkstroom leveren en moet de
noodzakelijke stroom kunnen leveren om met de belasting te
werken.
Waarschuwing!
De gelijkstroom-wisselstroomomzetter
mag alleen worden aangesloten op accu’s met een nominale
uitgangsspanning van 12 Volt. Het apparaat werkt niet in
combinatie met een 6 V-accu en wordt blijvend beschadigd
indien het wordt aangesloten op een 24 V-accu.
Aansluiting op een stroombron
De gelijkstroom-wisselstroomomzetter wordt geleverd met
een stekker voor 12 V-gelijkstroomhulpmiddelen (4) en
accuklemmen (5) voor aansluiting op een gelijkstroombron.
Aansluiting op een stroombron met de stekker voor
12 V-gelijkstroomhulpmiddelen (tot maximaal 100W)
De stekker voor 12 V-gelijkstroomhulpmiddelen (4) is
geschikt voor het werken met de gelijkstroom-
wisselstroomomzetter bij stroomafgiftes tot maximaal
100 watt. Het puntje van de stekker is positief (+) en het
zijcontact is negatief (-).
Waarschuwing!
Sluit de ringaansluitingen aan op de polen
(7) van de gelijkstroom-wisselstroomomzetter voordat u de
stekker voor hulpmiddelen aansluit op het stopcontact van
het hulpmiddel. Zorg ervoor dat de aan-/uitschakelaar (3) is
uitgeschakeld en dat er geen brandbare dampen aanwezig
zijn in het installatiegebied.
X
Sluit de ringaansluiting van de rode kabel aan op de
rode pool (7) met een (+) op de achterkant van de
gelijkstroom-wisselstroomomzetter.
X
Sluit de ringaansluiting van de zwarte kabel aan op de
zwarte pool (7) met een (-) op de achterkant van de
gelijkstroom-wisselstroomomzetter.
X
Sluit de gelijkstroom-wisselstroomomzetter aan op de
stroombron door de stekker voor 12 V-
gelijkstroomhulpmiddelen (4) stevig in het stopcontact
voor hulpmiddelen van een voertuig of van een andere
gelijkstroombron te duwen.
Waarschuwing!
Wanneer u met meer dan 100 watt werkt,
moet u het apparaat rechtstreeks op de stroombron
aansluiten.
Waarschuwing!
Gebruik het apparaat niet in combinatie
met elektrische systemen met positieve aarding
(bijvoorbeeld in vrij oude voertuigen).
Waarschuwing!
Als u met omgekeerde polariteit aansluit,
smelt de zekering en kan de gelijkstroom-
wisselstroomomzetter blijvend beschadigd raken.
Opmerking:
Voor sommige auto’s is het nodig dat de sleutel
in de hulpmiddelenstand wordt gezet voordat de stekkerbus
onder spanning komt te staan.
U kunt de gelijkstroom-wisselstroomomzetter zowel
gebruiken wanneer de motor van het voertuig draait als
wanneer de motor niet draait. De gelijkstroom-
wisselstroomomzetter werkt echter mogelijk niet terwijl de
motor wordt gestart omdat de accuspanning tijdens het
starten aanzienlijk kan dalen.
De gelijkstroom-wisselstroomomzetter trekt minder dan
0,7 ampère van de accu als het apparaat geen stroom levert
aan een belasting en als de aan-/uitschakelaar (3) is
ingeschakeld. Meestal kunt u de gelijkstroom-
wisselstroomomzetter op de accu aangesloten laten als u
het apparaat niet gebruikt, omdat het heel weinig stroom
trekt. Maar als het voertuig een aantal dagen niet wordt
gebruikt, koppelt u de gelijkstroom-wisselstroomomzetter
los van de accu.