Gebruikershandleiding
Agrilaser
®
Lite
30
Gebruikershandleiding
Agrilaser
®
Lite
De Agrilaser
®
Lite gebruiken
LET OP
:
•
De Agrilaser Lite is een draagbaar laserapparaat dat
uitsluitend bedoeld is voor het verjagen van vogels.
• Houd bij gebruik van de Agrilaser Lite altijd rekening
met de veiligheidsvoorschriften zoals beschreven in
dit document.
•
De Agrilaser Lite is niet geschikt voor langdurig
gebruik. Gebruik uitsluitend voor korte
verjagingsacties.
Voer de volgende stappen uit om de Agrilaser Lite
voor te bereiden op het actieve verjagen van vogels:
1. Verwijder de lensdop (figuur 2.1)
2. Richt de Agrilaser Lite naar de grond (figuur 2.2).
3. Zet de Agrilaser Lite aan door op de Aan/uit-knop te
drukken (figuur 2.3).
4. Projecteer de laserstip voor u op de grond en
beweeg de stip langzaam richting de vogels. Zorg
ervoor dat er geen reflecterende voorwerpen,
voertuigen of mensen tussen u en de vogels staan.
De Agrilaser Lite dient niet te worden gebruikt als
een pistool, d.w.z. richten en schieten.
Weersomstandigheden
: De Agrilaser Lite is het
effectiefst tijdens zonsopgang, zonsondergang
en bewolkte, regenachtige of mistige
weersomstandigheden. Zorg er bij heldere
weersomstandigheden voor dat de vogels zich tussen
de gebruiker en de zon bevinden. Zo niet, dan kan fel
zonlicht het verjagen tegenwerken.
Regen
: Voorkom dat de Agrilaser Lite nat wordt.
Verwijder vocht met een droge doek.
Beschermde soorten:
Plaatselijke regelgeving kan het
afschrikken van bepaalde (beschermde) vogelsoorten
verbieden. Raadpleeg altijd de lokale wetgeving
voordat u de Agrilaser Lite gebruikt.
De straaldiameter afstellen
LET OP
: Kijk niet in de laserstraal tijdens het
afstellen van de straaldiameter.
Draai de draaiknop rechtsom voor het optimaal
verjagen van vogels op grote afstand (figuur 3.1).
Hierdoor neemt de diameter van de laserbundel af.
Draai de draaiknop linksom om de straaldiameter te
vergroten (figuur 3.2). Deze instelling is geschikt voor
het verjagen op korte afstanden.
Accessoires
Oplader
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterijen op
te laden:
1. Steek het ene uiteinde van de voedingskabel of
autolader in de voedingsingang van de lader. Steek
het andere uiteinde van het snoer in een stopcontact
of de sigarettenaansteker in uw voertuig. Alle gele
statuslampjes (‘Z’ in figuur 6.1) knipperen één keer
terwijl de oplader een zelftest uitvoert.
2. Plaats de batterijen in de lader en zorg ervoor dat
de positieve batterijpolen overeenkomen met het
(+)-symbool op de lader (figuur 6.1). Zorg ervoor
Richt het laserapparaat nooit richting water of
reflecterende oppervlakken, zoals spiegels, ramen en
metalen voorwerpen.
Richt het laserapparaat nooit op mensen.