NL
42
ST 4048
Werkinstructies
Werpafstand instellen
1. Met de twee stergrepen (15/1, 15/2) de
sneeuwvanger (15/3) losdraaien.
2. Sneeuwvanger omhoog of omlaag bewegen
(15/a):
■
Werpafstand vergroten: Sneeuwvanger
omhoog.
■
Werpafstand verkleinen: Sneeuwvanger
omlaag.
3. Met de twee stergrepen de sneeuwvanger
vastzetten.
7.2
Apparaat in- en uitschakelen (16)
Het apparaat mag alleen op een vlakke ondergrond
ingeschakeld worden. De ondergrond moet vrij van
vreemde voorwerpen zoals stenen zijn. Het appa-
raat niet optillen of kantelen om te starten.
Apparaat inschakelen
1. Voeding inschakelen: zie
Hoofdstuk 6.4 "Voe-
ding in- en uitschakelen (13)", pagina 41
.
2. Veiligheidsschakelaar (16/1) indrukken en in-
gedrukt houden ( 16/a).
3. Motorschakelaarbeugel (16/2) naar de gelei-
deduwboom (16/3) toe trekken (16/b). Motor
en ruimpeddel worden gestart.
4. Veiligheidsschakelaar loslaten en hierbij de
motorschakelbeugel vasthouden.
OPMERKING
De motorschakelaarbeugel
wordt niet vastgezet. Tijdens alle werkzaamhe-
den aan de geleideduwboom vasthouden.
Apparaat uitschakelen
1. Motorschakelaarbeugel loslaten. Deze gaat
automatisch naar de beginstand.
2. Wacht tot de ruimpeddel stilstaat.
3. Voeding uitschakelen: zie
Hoofdstuk 6.4 "Voe-
ding in- en uitschakelen (13)", pagina 41
.
WAARSCHUWING! Gevaar door draaien-
de delen van het apparaat!
Als er in draaiende
delen van het apparaat wordt gegrepen veroor-
zaakt dit zeer ernstig letsel!
■
Grijp nooit in draaiende delen van het appa-
raat!
7.3
LED-licht bedienen (17)
LED-licht qua hoogte verstellen
1. LED-licht (17/1) omhoog of omlaag drukken
(17/a) tot de gewenste verlichting van het
werkgedeelte is bereikt.
LED-licht in- en uitschakelen
1. Tuimelschakelaar (17/2) bedienen:
■
Stand I: Licht aan.
■
Stand 0: Licht uit.
VOORZICHTIG! Verblindingsgevaar!
Door
de sterke LED-lamp kunnen de ogen verblind ra-
ken!
■
Kijk nooit in het licht van de ingeschakelde
LED-lamp!
■
Richt de LED-lamp nooit op andere personen
of dieren!
8
WERKINSTRUCTIES
■
Ruim meteen na het sneeuwen zolang de
sneeuw nog los is. Later verijst de onderste
laag en maakt het ruimen moeilijker.
■
Draai het uitwerpkanaal indien mogelijk zo
dat de sneeuw in windrichting wordt wegge-
blazen.
■
Ruim de sneeuw zo, dat de geruimde sporen
elkaar iets overlappen.
■
Bij zware natte sneeuw of grote sneeuw-
hoogtes moet er met de halve ruimbreedte
geruimd en de sneeuwfrees langzaam voor-
uitgeschoven worden. Daardoor wordt een
verstopping vermeden.
■
De wielen en het uitwerpkanaal kunnen voor
de toepassing met een anti-hechtspray (ski-
was, teflon, silicone) ingespoten worden om
een verstopping te vermijden. Controleer de
milieuvriendelijkheid van de spray en neem
de vermeldingen van de fabrikant op het
spray-etiket in acht!
■
Reinig een verstopte sneeuwfrees met een
schaaf of stok, echter nooit met de vingers!
Schakel de sneeuwfrees vooraf geheel uit!
9
ONDERHOUD EN VERZORGING
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoon-
lijk letsel tijdens onderhoudswerkzaamheden.
Verkeerd onderhoud kan ernstig letsel en schade
aan de machine veroorzaken.
■
Reparaties aan de machine alleen laten uit-
voeren door gespecialiseerde bedrijven.