A1
A2
2.
Haal om het filter (
A
) te demonte-
ren, (
A1
) en (
A2
) uit elkaar.
3.
Verwijder het filter (
B
).
4.
Reinig de filters met water.
5.
Zorg er voordat u het filter (
B
) terug-
plaatst voor dat er geen etensresten
of vuil in en rond de rand van de op-
vangbak zit.
6.
Zorg ervoor dat het filter (
B
) juist
wordt geplaatst onder de 2 gelei-
ders (
C
).
7.
Monteer het filter (
A
) en zet het te-
rug in filter (
B
). Rechtsom draaien
tot het vastzit.
Een onjuiste plaatsing van de fil-
ters kan leiden tot slechte wasre-
sultaten en het apparaat bescha-
digen.
9.2
De sproeiarmen reinigen
Probeer niet de sproeiarmen te verwij-
deren.
Als etensresten de openingen in de
sproeiarmen hebben verstopt, verwijder
deze dan met een smal en puntig voor-
werp.
9.3
Buitenkant reinigen
Maak het apparaat schoon met een
vochtige, zachte doek.
Gebruik alleen neutrale schoonmaak-
middelen. Gebruik geen schuurmidde-
len, schuursponsjes of oplosmiddelen.
9.4
De binnenkant van de
machine reinigen
Als u regelmatig korte programma's ge-
bruikt dan kunnen er vetresten en kalk-
aanslag achterblijven in het apparaat.
Om dit te voorkomen raden we aan min-
stens 2 keer per maand progamma's
met een lange duur te gebruiken.
10.
PROBLEEMOPLOSSING
Het apparaat start of stopt niet tijdens
de werking.
Raadpleeg voordat u contact opneemt
met de klantenservice de informatie over
het oplossen van problemen.
Bij sommige problemen wordt er op
de display een alarmcode weergege-
ven:
•
- Het apparaat wordt niet gevuld
met water.
•
- Het apparaat pompt geen water
weg.
•
- Het bescherminssysteem tegen
waterlekkage is in werking getreden.
WAARSCHUWING!
Schakel het apparaat uit voordat
u controles uitvoert.
NEDERLANDS
13