9.1 Wat te doen als...
Probleem
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Het apparaat werkt niet.
Het apparaat werd uitge‐
schakeld.
Schakel het apparaat in.
De stekker zit niet goed in
het stopcontact.
Steek de stekker goed in het
stopcontact.
Er staat geen spanning op
het stopcontact.
Sluit een ander elektrisch ap‐
paraat aan op het stopcontact
om te controleren of het stop‐
contact werkt. Neem als dat
niet zo is contact op met een
erkend elektrotechnisch instal‐
lateur.
De aardlekschakelaar is
geactiveerd of er is een ze‐
kering doorgebrand.
Schakel de aardlekschakelaar
in of vervang de zekering.
De compressor werkt voort‐
durend.
De temperatuur is ver‐
keerd ingesteld.
Zie hoofdstuk Bediening.
De temperatuur in de ruim‐
te is te hoog.
Zie hoofdstuk Installeren.
De deur werd te vaak geo‐
pend.
Houd de deur niet langer open
dan nodig.
De deur is niet goed geslo‐
ten.
Zie hoofdstuk De deur sluiten.
De verlichting werkt niet.
De verlichting dooft.
Schakel de verlichting in.
Raadpleeg het gedeelte "Ver‐
lichtinginstelling".
Het apparaat is niet aange‐
sloten op het stopcontact.
Verbind het apparaat.
De aardlekschakelaar is
geactiveerd of er is een ze‐
kering doorgebrand.
Schakel de aardlekschakelaar
in of vervang de zekering.
De lamp is defect.
Neem contact op met de on‐
derhoudsdienst.
De verlichtingtoets werkt
niet.
Neem contact op met de on‐
derhoudsdienst.
Te veel trillingen.
Het apparaat staat niet sta‐
biel.
Controleer of het apparaat sta‐
biel staat.
Het apparaat is lawaaiig.
Het apparaat staat niet sta‐
biel.
Controleer of het apparaat sta‐
biel staat.
NEDERLANDS
71