13
Nl
PROBLEMEN OPLOSSEN
EXTRA
INF
O
RMATIE
Ne
d
e
rla
n
ds
Probleem
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Zie
pagina
Geen geluid
Het geluid is onderbroken.
Druk op MUTE op de afstandsbediening om opnieuw
geluid uit te voeren.
Kabels verkeerd aangesloten.
Sluit de stereokabel voor audiotoestellen en de
luidsprekerkabels correct aan. Als het probleem zich
blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
Er is geen geschikte ingangsbron
geselecteerd.
Kies een geschikte ingangsbron met de INPUT-
keuzeknop op het voorpaneel (of een van de
invoerkeuzetoetsen op de afstandbediening).
De SPEAKERS-keuzeknop is niet correct
ingesteld.
Stel de overeenkomstige SPEAKERS-keuzeknop in
op de A-, B- of A+B-stand.
Het geluid valt
plotseling weg.
De beveiliging is in werking getreden
door een kortsluiting, enz.
Controleer of de IMPEDANCE SELECTOR-
instelling juist is.
Controleer of de luidsprekerkabels niet in contact
staan met elkaar en of ze geen kortsluiting tegen het
achterpaneel van het toestel veroorzaken. Schakel
vervolgens de stroom van het toestel terug in.
Er komt slechts aan
één kant geluid uit de
luidspreker.
Kabels verkeerd aangesloten.
Verbind de kabels correct. Als het probleem zich
blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
De BALANCE-regelaar is verkeerd
ingesteld.
Stel de BALANCE-regelaar in op de geschikte stand.
De lage tonen klinken
te zwak en de
weergave is
sfeerloos.
De + en – kabels zijn omgekeerd
aangesloten op de versterker of de
luidsprekers.
Sluit de luidsprekerkabels aan op de en –
aansluitingen.
U hoort een
"gezoem".
Kabels verkeerd aangesloten.
Sluit de audiostekkers stevig aan. Als het probleem
zich blijft voordoen, zijn de kabels mogelijk defect.
De platenspeler is niet verbonden met de
GND-aansluiting.
Verbind de platenspeler met de GND-aansluiting van
dit toestel.
Het volumeniveau is
laag bij het afspelen
van een plaat.
De platenspeler is aangesloten op andere
aansluitingen dan de PHONO-
aansluitingen.
Verbind de platenspeler met de PHONO-
aansluitingen.
De plaat wordt afgespeeld op een
platenspeler met een MC-cartridge.
Gebruik een platenspeler uitgerust met een MM-pick-
upelement.
—
Het volumeniveau kan
niet verhoogd worden
of het geluid is
vervormd.
De component aangesloten op de LINE 2
REC- of LINE 3 REC-aansluitingen van
dit toestel is uitgeschakeld.
Schakel de stroom van de component in.
—
Het geluid is van
mindere kwaliteit
wanneer u luistert
met een
hoofdtelefoon
verbonden met de cd-
speler of het
cassettedeck die op
dit toestel
aangesloten zijn.
De stroom van dit toestel is uitgeschakeld
of dit toestel is ingesteld op stand-
bymodus.
Schakel de stroom van dit toestel in.
Het geluidsniveau is
laag.
De LOUDNESS-regelaar is in werking.
Stel de LOUDNESS-regelaar in op de FLAT-stand.
De ingangsbron kan
niet veranderd
worden hoewel er aan
de INPUT-keuzeknop
gedraaid wordt.
De CD DIRECT AMP-schakelaar is
ingeschakeld.
Schakel de CD DIRECT AMP-schakelaar uit.
Het gebruik van de
BASS-, TREBLE-,
BALANCE- en
LOUDNESS-regelaars
beïnvloedt de
klankkwaliteit niet.
De CD DIRECT AMP- of de PURE
DIRECT-schakelaar is ingeschakeld.
De CD DIRECT AMP- of de PURE DIRECT-
schakelaar moet uitgeschakeld zijn om deze regelaars
te gebruiken.