n) Belichtingsmeting
De belichtingsmeting dient voor de controle van de lichtomstandigheden in woon- en werkruim-
ten etc. De lichtsensor bevat een spectraalfilter die alleen het zichtbare licht voor de meting
doorlaat.
De belichtingssensor bevindt zich middenboven (15). Tijdens de meting is het aanbevolen het
meetapparaat in een rechterhoek t.o.v. de lichtbron af te stellen.
Vermijd visueel contact met erg sterke lichtbronnen. Dit kan tot gezichtstoornissen
leiden. Houd met het DMM voldoende afstand tot warme lichtbronnen.
Voor het meten gaat u als volgt te werk:
• De meetleidingen zijn niet nodig.
• Schakel de DMM in en kies de meetfunctie “Lux”.
• Richt het DMM met de lichtsensor (15) naar de licht-
bron.
• De meetwaarde wordt op het hoofdvenster weer-
gegeven. Als in het middelste schermsegment “1”
wordt weergegeven, dan werd het meetbereik over-
schreden. Schakel de draaischakelaar in de volgende
meetfunctie “Lux x10”. De weergegeven meetwaarde
moet nu met een factor 10 worden vermenigvuldigd.
• Schakel de DMM na het meten uit.
In bijlage een tabel van de aanbevolen be-
lichtingssterktes volgens de gegevens van de
internationale commissie voor belichting.
154