186
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020319942_00
Bijlage
A
Storingen herkennen en verhelpen
STORINGEN
MOGELIJKE OORZAKEN
OPLOSSINGEN
Na het inschakelen van de unit licht het
display niet op en bij het bedienen van de
functies wordt geen akoestisch signaal
weergegeven.
De netadapter is niet aangesloten of de aan-
sluiting aan de stroomvoorziening is niet in
orde.
Controleer of de stroomvoorziening gestoord
is. Indien ja, wacht dan tot de stroomvoor-
ziening opnieuw voorhanden is. Indien nee,
controleer dan het stroomvoorzieningscircuit
en controleer of de voedingsstekker correct
is aangesloten.
Onmiddellijk na het inschakelen van de unit
wordt de leidingveiligheidsschakelaar van de
woning geactiveerd.
Na het inschakelen van de unit komt het tot
een stroomuitval.
Bekabeling niet correct aangesloten of in
slechte toestand, vocht in het elektrische
systeem.
Gekozen stroomrelais niet correct.
Zorg ervoor dat de unit correct is geaard.
Zorg voor de correcte aansluiting van de
bekabeling.
Controleer de bekabeling van de binnenunit.
Controleer of de isolatie van de voedingska-
bel beschadigd is en vervang deze eventu-
eel.
Kies een passend stroomrelais.
Na het inschakelen van de unit knippert wel-
iswaar de indicatie van de signaaloverdracht
bij het bedienen van de functies, maar er ge-
beurt niets.
Storing van de afstandsbediening.
Vervang de batterijen van de afstandsbedie-
ning. Repareer de afstandsbediening of ver-
vang ze.
NIET VOLDOENDE KOEL- OF VERWARMINGSWERKING
Controleer de aan de afstandsbediening
ingestelde temperatuur.
De ingestelde temperatuur is niet correct.
Pas de ingestelde temperatuur aan.
Het vermogen van de ventilator is erg gering.
Het toerental van de ventilatormotor van de
binnenunit is te gering.
Stel het ventilatortoerental op de hoge of de
gemiddelde stand in.
Storende geluiden.
Niet voldoende koel- of verwarmingswerking.
Niet voldoende ventilatie.
De filter van de binnenunit is vervuild of ver-
stopt.
Controleer of de filter vervuild is en reinig
deze eventueel.
De unit stoot in de CV-functie koude lucht
uit.
Storing van het 4- wegventiel.
Neem contact op met het serviceteam.
De horizontale lamel kan niet worden ver-
steld.
Storing van de horizontale lamel.
Neem contact op met het serviceteam.
De ventilatormotor van de binnenunit functio-
neert niet.
Storing van de ventilatormotor van de bin-
nenunit.
Neem contact op met het serviceteam.
De ventilatormotor van de buitenunit functio-
neert niet.
Storing van de ventilatormotor van de buiten-
unit.
Neem contact op met het serviceteam.
De compressor functioneert niet.
Storing van de compressor.
De compressor werd door de thermostaat
uitgeschakeld.
Neem contact op met het serviceteam.
UIT DE AIRCONDITIONING ONTSNAPT WATER.
Uit de binnenunit ontsnappend water.
Uit de drainageleiding ontsnappend water.
De drainageleiding is verstopt.
De drainageleiding heeft een te gering ver-
val.
De drainageleiding is defect.
Verwijder de vreemde voorwerpen uit de
afblaasleiding.
Vervang de drainageleiding.
Aan de aansluitingen van de leidingen van
de binnenunit ontsnappend water.
De isolatie van de leidingen is niet correct
aangebracht.
Isoleer de leidingen opnieuw en bevestig
deze correct.
ABNORMALE GELUIDEN EN TRILLINGEN VAN DE UNIT
Het stromende water is te horen.
Bij het in- of uitschakelen van de unit ont-
staan door de koudemiddelstroom abnor-
male geluiden.
Dit fenomeen is normaal. De abnormale ge-
luiden zijn na enkele minuten niet meer te
horen.
Van de binnenunit gaan abnormale geluiden
uit.
Vreemde voorwerpen in de binnenunit of in
componenten die ermee verbonden zijn.
Verwijder de vreemde voorwerpen. Positi-
oneer alle delen van de binnenunit correct,
draai de schroeven aan en isoleer de berei-
ken tussen de aangesloten componenten.
Van de buitenunit gaan abnormale geluiden
uit.
Vreemde voorwerpen in de buitenunit of in
componenten die ermee verbonden zijn.
Verwijder de vreemde voorwerpen. Positi-
oneer alle delen van de buitenunit correct,
draai de schroeven aan en isoleer de berei-
ken tussen de aangesloten componenten.