37
Alle leidingen moeten veilig bevestigd worden en mogen niet
door schokken los raken – gevaar voor brand!
Aansluiting 12 V
Elektrische leidingen, schakel- en stuurapparaten voor verwar-
mingstoestellen moeten zo in het voertuig worden geplaatst
dat ze onder normale bedrijfsomstandigheden probleemloos
kunnen werken. Alle wanddoorvoeringen van leidingen die
naar buiten voeren, moeten spatwater dicht zijn uitgevoerd.
Voordat u met elektrische onderdelen begint te werken, moet
u de stroomtoevoer naar het apparaat afsluiten. Het volstaat
niet het apparaat uit te schakelen vanaf het bedieningspaneel!
Bij elektrisch laswerk aan het koetswerk moet het apparaat
volledig worden losgekoppeld van de stroomkring van het
voertuig.
Het toestel heeft een bescherming tegen omgekeerde
polariteit. Als het toestel met verkeerde polariteit wordt
aangesloten, verschijnt geen LED-weergave. Het toestel kan
na instellen van de juiste polariteit verder worden gebruikt.
Om een optimale stroomvoorziening te waarborgen,
moet
de verwarming aangesloten worden op het met zekeringen
beveiligde boordnet (centrale elektrische installatie 10 A)
met kabel 2 x 2,5 mm²
(bij lengten boven 6 m met kabel
2 x 4 mm²). Evt. moet rekening gehouden met spanningsver-
liezen in de aanvoerleiding. Min-leiding aansluiten op centrale
massa. Bij directe aansluiting op de accu moet de plus- en
min-leiding met zekeringen beveiligd worden. Voor de aanslui-
tingen (40, 41) adviseren wij u om volledig geïsoleerde platte
stekkerhulzen 6,3 mm te gebruiken.
Op de toevoerleidingen mogen geen andere stroomafnemen-
de toestelen worden aangesloten!
Bij gebruik van net- cq stroomvoorzieningapparaten
moet erop gelet worden dat deze een geregelde uit-
gangsspanning tussen 11 V en 15 V leveren en de rimpelfac-
tor van de wisselspanning < 1,2 Vss bedraagt. Voor de ver-
schillende toepassingen raden wij de laadautomaat van Truma
aan. Vraag uw leverancier. Andere laadtoestellen mogen enkel
met een batterij van 12 V als buffer gebruikt worden.
Aansluiting binnentemperatuurvoeler
op het toestel
Stekker van de aansluitkabel op de aansluiting (46) steken
(er hoeft niet op polariteit gelet te worden).
Aansluiting bedieningspaneel op het toestel
Stekker (35) van de aansluitkabel (34) in een van de aansluitin-
gen (47 of 48) steken. Erop letten dat de stekker vastklikt.
Aansluiting 230 V
(Combi 4 E / Combi 6 E)
De elektrische aansluiting mag alleen door een vakbe-
kwaam monteur (in Duitsland volgens VDE 0100, deel
721 of prIEC 60364-7-721) worden uitgevoerd. De hier gege-
ven instructies zijn niet bedoeld om de leek aan te zetten de
aansluiting zelf te doen, maar dienen als extra informatie voor
de vakman die de aansluiting moet uitvoeren!
Houd bij het aansluiten rekening met de kleuren!
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet bij de
inbouw een scheidingsvoorziening met een contactafstand
van minstens 3,5 mm voor een volledig polige scheiding ten
opzichte van het net aanwezig zijn.
De verbinding naar het net tot
stand brengen door de 150 cm
lange siliconenkabel op een
met minimaal 10 A (beter
16 A) beveiligde leiding.
Alle kabels moeten met
klemmen worden beveiligd.
Controle van de werking
Na de inbouw moet de dichtheid van de gastoevoerlei-
ding volgens de drukverminderingsmethode gecontroleerd
worden. Er moet een keuringscertificaat (in Duitsland b.v.
conform DVGW-werkblad G 607) afgegeven worden.
Vervolgens moeten alle functies van het toestel conform de
gebruiksaanwijzing worden gecontroleerd, in het bijzonder het
aftappen van de waterinhoud.
U kunt in geval van vorst-
schade geen aanspraak maken op de garantie!
De gebruiksaanwijzing moet samen met een ingevuld
garantiebewijs aan de eigenaar van het voertuig worden
overhandigd.
Waarschuwingen
De bij het apparaat geleverde gele sticker met waarschuwin-
gen voor de gebruiker moet door de inbouwer of de eigenaar
van het voertuig op een voor elke gebruiker duidelijk zichtbare
plaats in het voertuig worden aangebracht (bijv. op de deur
van de kleurenkast)! Als u deze sticker niet hebt, moet u die
bij Truma aanvragen.