schreven. Als de blokkering daarente-
gen voortduurt dan moet de oorzaak
van de storing vastgesteld worden en
de hieronder vermelde oplossingen
toegepast worden:
De brander gaat niet branden.
– Controleer de elektrische aansluitin-
gen.
– Controleer of de brandstof goed
wordt toegevoerd, of de filters en
het inspuitstuk schoon zijn en of de
leiding is ontlucht.
– Controleer of de ontstekingsvonken
goed gevormd worden en of de bran-
derautomaat goed functioneert.
De brander gaat goed branden maar
gaat meteen daarna uit.
– Controleer de waarneming van de
vlam, de instelling van de lucht en de
werking van de branderautomaat.
De brander is moeilijk te regelen
en/of levert geen rendement.
– Controleer of de brandstof goed
wordt toegevoerd, of de ketel
schoon is, of de rookgasafvoerleiding
niet verstopt is, het werkelijke door
de brander geleverde vermogen en
of de brander schoon is (stof).
De ketel wordt gauw vuil.
– Controleer de afstelling van de bran-
der (analyse van de rookgassen), de
kwaliteit van de brandstof, de mate
van verstopping van de schoorsteen
en of de luchtdoorlaat van de bran-
der schoon is (stof).
De ketel komt niet op temperatuur.
– Controleer of het ketellichaam
schoon is, controleer de combinatie,
de afstelling, de prestaties van de
brander, de van te voren afgestelde
temperatuur, de goede werking en
de plaats van de regelthermostaat.
– Verzeker u ervan dat het vermogen
van de ketel voldoende is met het
oog op de installatie.
Er is een geur van onverbrande gassen.
– Controleer of het ketellichaam en de
rookgasafvoer schoon zijn en of de
75
1
2
3
4
5
6
7
Fig. 9