CPM
II/21
NL
• Uitgerust en geconcentreerd het vakkundi-
ge gebruik garanderen.
• Bescherm uzelf, andere personen, dieren,
objecten en uw omgeving door telkens
noodzakelijke beschermende maatregelen,
instructie in de apparaten en voorzorgs-
maatregelen om gezondheisschade, mate-
riële schade. waardeschade, schade aan
het milieu of gevaren voor ongevallen te
vermijden.
• Reparaties mogen alleen door Schneider
Druckluft GmbH of diens toegelaten servi-
cepartners worden uitgevoerd.
• Gebruiksaanwijzing voor containers in acht
nemen!
•
Verboden:
manipulaties, oneigenlijk ge-
bruik; noodreparaties; andere energie-
bronnen verdichten;
veiligheidsinrichtingen verwijderen of be-
schadigen; gebruiken bij lekkages of be-
drijfsstoringen; geen originele
reserveonderdelen; toegestane compres-
sie-einddruk overschrijden zoals aangege-
ven; zonder beschermingsuitrusting
werken; apparaat onder druk transporte-
ren, onderhouden, repareren, onbeheerd
laten; andere/verkeerde smeermiddelen
gebruiken; roken; open vuur; stickers ver-
wijderen.
•
Verboden:
Perslucht via condensaataftap-
ventiel afblazen; apparaat aan ongeschikte
optilpunten aan kraankabels hangen; ma-
chineonderdelen als opstaphulp gebruiken.
2.4 Inbedrijfname
2.4.1 Transport
• Container drukloos.
• In het voertuig: compressor staand op
voeten en wielen transporteren, beveiligen
en beschermen.
• Met kraan: de compressor kan aan ge-
schikte optilpunten aan het frame
(pos. 21) met behulp van geschikt hijsma-
teriaal worden bevestigd.
Let beslist op het zwaartepunt om te
voorkomen dat de compressor kantelt.
De veiligheidsvoorziening (pos. 22) is niet
geschikt als optilpunt.
De als accessoire bedoelde adapterplaat
voor de bevestiging van systainers, als-
mede daarmee verbonden systainers is
ongeschikt als optilpunt.
2.4.2 Voorwaarden voor de plaats van
opstelling
• Ruimtes: stofarm, droog, goed geventi-
leerd.
• In de open lucht: machine tegen vorst, di-
rect zonlicht, stof, regen of spatwater be-
schermen.
• Standvlak: vlak, horizontaal.
• De compressor moet goed toegankelijk en
goed verlicht zijn.
• Warmtestralende apparaten en leidingen in
de omgeving van de compressor vermij-
den.
2.4.3 Vóór de eerste inbedrijfname
1. Visuele controle uitvoeren.
2. Elektrische aansluiting controleren.
3. Oliepeil controleren (zie hoofd. 2.6.6).
Bij apparaten met bijgevoegde oliemeet-
stok, deze door de sluitstop in de aggre-
gaat vervangen en olie ingieten.
2.4.4 Elektrische aansluiting
• Netspanning en gegevens op het plaatje
moeten identiek zijn.
• Elektrische beveiliging vlg. Technische Ge-
gevens.
Bij gebruik van verlengingskabels: kabel-
diameter: min. 2,5 mm²; max. kabel-
lengte:10 m.
2.4.5 Draairichting controleren/wijzi-
gen
Voor draaistroom-compressors:
1. Draairichting bij elk opnieuw insteken
van de stekker controleren: compressor
WAARSCHUWING
Verbrandingsgevaar op de motor, ag-
gregaat, terugslagventiel, verbindings-
slang/drukbuis en door hete olie!
Beschermingshandschoenen dragen!
WAARSCHUWING
Gehoorschade door lawaai tijdens het
gebruik!
Gehoorbescherming dragen!
WAARSCHUWING
Beschadigingen aan de aansluitkabel!
Beschermen tegen scherpe randen, olie en
hitte!
Bij de stekker uit het stopcontact trekken!