37
7.2
In bedrijf stellen van het toestel
Uitlezing
Bediening
1
Aan/uit
A Aan/uit toets
2
CV bedrijf of instellen maximale CV temperatuur
B Tap/CV toets, voor instellen gewenste temperatuur
3
Tap bedrijf of instellen tap temperatuur
C - toets
4
Gewenste temperatuur CV of tapwater in °C / druk CV water in bar / storingscode
D + toets
5
Tap comfort functie eco
E Tap comfort functie uit / eco / aan toets
6
Tap comfort functie aan
F Service toets / actuele temperatuur tijdens warmte vraag
7
Bedrijfscode
G Reset toets
8
Bij storing knipperen
Nadat de voorgaande handelingen zijn uitgevoerd, mag het toestel in bedrijf gesteld worden.
1.
Druk op de knop, om het toestel in bedrijf te stellen.
De warmtewisselaar wordt opgewarmd en op het service
display verschijnen
3
,
4
en
7
(Afhankelijk status externe spaarschakelaar
en/of OpenTherm regeling).
2.
Stel de pompstand in afhankelijk van het ingestelde maximaal vermogen en de waterzijdige weerstand van de installatie. Voor de
opvoerhoogte van de pomp en het drukverlies van het toestel (zie § 7.4).
3.
Stel de kamerthermostaat hoger in dan de kamertemperatuur. Het toestel gaat nu op CV bedrijf:
5
op het service
display.
4.
Stook de installatie op.
5.
Controleer of het ingestelde maximale CV-vermogen overeenkomt met de gewenste waarde. Indien nodig kan het maximaal CV-vermogen
worden aangepast (zie § 7.2 parameter c en 3 en § 7.3).
6.
Controleer of de ingestelde minimale en maximale waarde van de pompkarakteristiek correct zijn ingesteld (zie § 7.2 parameter 3
.
en c
.
en § 7.4)
7.
Schakel het toestel uit.
8.
Ontlucht het toestel en de installatie na het afkoelen (zo nodig bijvullen).
9.
Schakel het toestel in.
10.
Controleer de verwarming en de warmwatervoorziening op de goede werking.
11.
Instrueer de gebruiker over het vullen, ontluchten en de werking van de verwarming en de warmwatervoorziening.
Opmerkingen
•
Het toestel is voorzien van een elektronische branderautomaat die de brander
ontsteekt, de vlam continue bewaakt en de modulerende pomp aanstuurt, bij iedere
warmtevraag van de verwarming of van de warmwatervoorziening.
•
De circulatiepomp gaat bij iedere warmtevraag voor de verwarming draaien. De
pomp heeft een nadraaitijd van 1 minuut. De nadraaitijd kan eventueel gewijzigd
worden (zie § 7.2).
•
De pomp draait automatisch 1 maal per 24 uur gedurende 10 seconden om
vastzitten te voorkomen. De automatische inschakeling van de pomp vindt plaats 24
uur na de laatste warmtevraag. Om het tijdstip te wijzigen dient de kamerthermostaat
op het gewenste tijdstip kortstondig hoger gezet te worden.
•
Voor de warmwatervoorziening draait de pomp niet.
Содержание GW-30 C22
Страница 1: ...ROTEX 4P374379 1D 88552704 11 02 2016 4P374379 1D 88552704 11 02 2016...
Страница 31: ...32...
Страница 85: ...32...
Страница 139: ...32...
Страница 193: ...32...
Страница 246: ...32...
Страница 299: ...32...
Страница 352: ...31...
Страница 406: ...32...
Страница 430: ...56...
Страница 431: ...57...
Страница 432: ...ROTEX 008 1548999_00 88552707 05 2018...