���
���
���
���
d
l
1
l
2
e
b
v
1
v
n
m
s
5
S
s
1
f
t
1
t
2
s
2
Y
L
1
L
L
2
VLB
10
25
40
80
100
50 Hz
0,034
0,069
60 Hz
0,041
0,083
6. Oliesmeerpomp (afbeelding
���
en
���
)
De oliesmeerpomp (L) wordt afhankelijk van de toepassing op een bepaalde hoeveelheid ingesteld.
Een verandering van deze hoeveelheid mag alleen plaatsvinden na overleg met Rietschle.
Dient desondanks, na overleg, een ver-
andering van de oliehoeveelheid te wor-
den doorgevoerd, dan dient dat als volgt
te gebeuren:
Oliecarter (Y) met pakking losschroeven
(alleen bij uitvoeringen met een inge-
bouwde oliepomp) Oliepompdeksel (L
1
)
losschroeven. Een verandering van de
oliehoeveelheid wordt bereikt door ver-
draaiing van de regelschroeven (L
2
).
Minder olie naar links draaien, meer olie
naar rechts draaien. Een omwenteling
komt overeen met ca.
1
/
6
van het zuiger-
volume.
2. Aftappen van condensaat en afgewerkte olie (afbeeld.
���
)
Men dient erop te letten dat, gedurende het bedrijf, het condensaat
en de afgewerkte olie regelmatig worden afgetapt door het
openen van de kogelkraan (W). Standaard is er een niveau-
schakelaar (V
1
) gemonteerd welke de vacuümpomp uitschakelt
indien het niveau te hoog wordt.
3. Vervangen van de lamellen (afbeelding
���
en
���
)
De lamellen (6 stuks) worden als volgt vervangen:
Schroeven (s
5
) van de motorflens (n) losdraaien. Motor met
motorzijdige koppelingshelft axiaal losnemen. Seegerring (l
1
)
losnemen. Koppeling (q
1
) met ventilator van de pompas aftrek-
ken. Ventilatorhuis (v
1
) losschroeven. Spie (l
2
) uit de spiebaan
halen. Lagerdeksel (e) met pakking en huisdeksel (b) met
pakking losschroeven. Lamellen (d) uitnemen en controleren.
Indien noodzakelijk de lamellen alleen als set (6 stuks)
vervangen.
De lamellen voor het monteren met olie insmeren. De lamellen
dienen soepel in de rotor te bewegen.
De montage geschiedt in de omgekeerde volgorde.
4. Luchtfiltering (afbeelding
���
)
Bij onvoldoende onderhoud aan de filters kan de
capaciteit van de pomp verminderen.
Zeeffilter (f) en extra afscheider (Z
1
/ Z
2
) dient afhankelijk van de
verontreinigingen van het aangezogen medium meer of minder
vaak door uit blazen te reinigen of te vervangen.
Schroeven (s
1
) losdraaien. Haakse aansluitflens (S) met pak-
king losnemen. Zeeffilter (f) uitnemen en reinigen door uit te
blazen of vervangen. De montage geschiedt in omgekeerde
volgorde.
5. Olieafscheiding (afbeelding
���
en
���
)
Sterk verontreinigde olienevelfilters leiden tot hoge pomp-
temperaturen en kan in het meest extreme geval leiden tot
zelfontbranding van de smeerolie.
De olienevelfilters kunnen na langere tijd vervuild raken
met vuildeeltjes (de stroomopname en de pomptemperatuur
stijgt). Wij adviseren om elke 2000 uur draaiuren of bij hoge
verontreiniging van het aangezogen medium vaker deze ele-
menten (t
2
) te vervangen, een reiniging is niet mogelijk.
Vervanging: Schroeven (s
2
) losdraaien. Deksel (t
1
) afnemen.
Olienevelfilterelement (t
2
) uitnemen en vervangen. Pakkingen
weer gebruiken.
VLB 10, VLB 25, VLB 40
➝
1 olienevelfilterpatroon
VLB 80, VLB 100
➝
2 olienevelfilterpatronen
De montage geschiedt in omgekeerde volgorde.
Olieverbruik in l/h
minder olie
meer olie