f
e
d
g
s
���
Z
Y
X
O
1
/ PM6
VTE
3
6
8
10
dB(A)
50 Hz
60
63
65
62
60 Hz
61
64
66
68
kg
6,5
7,5
8,0
10,2
mm
209
224
249
264
mm
153,5
mm
151
157
157
157
Ingebruikname (figuur
���
)
1. Draairichting motor controleren door kort te starten
(Motorplaatje (P)).
Let op! Bij deze start mag de zuigleiding niet aangesloten
zijn. ( bij het draaien tegen de richting pijl in kunnen de
lamellen beschadigen, wat tot lamellenbreuk kan leiden).
2. Zuigleiding op (A) aansluiten.
3. Vacuümregelventiel (Optioneel toebehoren):
Het instellen van het vacuüm kan door het draaien van de
regelknop (C) volgens de richting die op het symbolen
plaatje van de draaiknop is aangegeven.
Risico’s voor bedieningspersoneel
Geluids emissie: De hoogste geluidspiek (meest ongun-
stigste richting en belasting), gemeten volgens de norm
DIN 45635 deel 13 (in overeenstemming met 3.GSGV)
staan in de tabel aangegeven. Wij adviseren bij voortdurend
oponthoud in de nabijheid van de draaiende pomp, gehoorbeschermende middelen te gebruiken, om blijvende beschadiging van het gehoor te
voorkomen.
Onderhoud en service
Bij onderhoud, waarbij personen met bewegende of spanningvoerende delen in aanraking kunnen komen, dient de pomp door het
losnemen van de stekker of door het uitzetten van de hoofdschakelaar spanningsloos te worden gemaakt en tegen weer
inschakelen te worden beveiligd. Onderhoud niet uitvoeren aan een bedrijfswarme pomp (kans op verbranding aan hete machinedelen).
1. Smering
De VTE is voorzien van lagers met levensduur smering en behoeven niet doorgesmeerd te worden.
2. Luchtfilters (figuur
���
)
Bij onvoldoende onderhoud van de luchtfilters neemt de capaciteit van de pomp af.
De filterpatronen (f) van de aanzuiglucht zijn, afhankelijk van de vervuiling, maar in ieder geval elke maand, door uitblazen van binnen naar buiten
te reinigen. Ondanks het schoonmaken van de filters zal de filtering in de loop der tijd verslechteren. Wij adviseren derhalve een jaarlijkse
vernieuwing van de filters. (bij extreme vervuiling moeten deze onderhouds maatregelen eerder uitgevoerd worden)
Filtervervanging: Uitblaasdeksel (d) losschroeven. Filterpatroon (f) uit filterruimte (g) halen en reinigen resp. vervangen en de pakking kontroleren.
Het monteren gebeurt in omgekeerde volgorde.
3. Lamellen (figuur
���
)
Lamellen controle: De VTE 3- 8 hebben 4 koolstoflamellen, welke gedurende het gebruik geleidelijk afslijten.
Eerste controle na 6.000 draaiuren, daarna iedere 3000 uur. Huisdekdel (d) losnemen. Lamellen (e) voor controle uitnemen. Alle lamellen moeten
een minimale hoogte (X) hebben 10 mm (VTE 3 en VTE 6) en 12 mm (VTE 8 en VTE 10).
De lamellen mogen slechts als set vervangen worden.
Lamellenwissel: Heeft men bij de lamellen controle vastgesteld dat minimale hoogte bereikt of reeds overschreden is, dan moeten de lamellen
vervangen worden. Pomphuis en rotorgleuven uitblazen. Lamellen in de rotorgleuven plaatsen. Bij inleggen erop letten dat de lamellen met de
schuine zijde (Y) naar buiten wijzen en deze schuine kant in de draairichting (O
1
) met het verloop van het huis (Z) overeenstemt.
Pomphuisdeksel (c) losjes weer vastschroeven. Voor ingebruiknemen de vrije loop van de lamellen door het draaien van de ventilator testen,
hierna pompdekselschroeven (s) vastschroeven.
Storingen en oplossingen
1.
Vacuümpomp wordt door motorbeveiligingsschakelaar uitgeschakeld:
1.1 Netspanning/Frequentie komt niet overeen met motorgegevens.
1.2 Aansluiting aan motorklemmenstrook is niet juist.
1.3 Motorbeveiligingsschakelaar is niet juist afgesteld.
1.4 Motorbeveiligingsschakelaar valt te snel uit. Oplossing: Gebruik van een motobeveiligingsschakelaar met vertraagde overbelasting
uitschakeling, die de kortstondige overbelasting bij starten toestaat. ( uitvoering met kortsluit- en overbelastingschakeling vlgs. VDE 0660
Deel 2 resp. IEC 947-4).
1.5 De tegendruk in afvoerleiding is te hoog.
2.
Zuigvemogen is onvoldoende:
2.1 Aanzuigfilter is vervuild.
2.2 Zuigleiding te lang of te klein in diameter.
2.3 Lekkage aan de pomp of in systeem.
2.4 Lamellen zijn beschadigd.
3.
Einddruk ( max. vacuüm) wordt niet bereikt:
3.1 Lekkage aan de zuigzijde van de vacuümpomp of in het systeem.
3.2 Lamellen zijn versleten of beschadigd.
4.
Vacuümpomp wordt te heet:
4.1 Omgevings- of aanzuigtemperatuur is te hoog.
4.2 Koelluchtstroom wordt verstoord.
4.3 Zie verder de punten 1.5.
5.
Vacuümpomp maakt abnormaal lawaai:
5.1 Het pompenhuis is versleten. (wasbord effect). Oplossing: Reparatie door leverancier.
5.2 Het regelventiel vibreert. Oplossing: Ventiel vervangen.
5.3 Lamellen zijn beschadigd.
Noot:
Reparatie werkzaamheden: Bij reparatie ter plaatse moet de motor door een elektricien van het net losgekoppeld worden, zodat geen onverwachte
start plaatsvinden kan. Voor reparatie adviseren wij de fabrikant, zijn dochtermaatschappijen of vertegenwoordigingen in de arm te nemen, in het
bijzonder wanneer het eventuele garantie reparaties betreft. Het adres van de betreffende service afdeling kan bij de fabrikant opgevraagd worden
(zie adres fabrikant). Na een reparatie resp. voor de weer inbedrijfsname zijn de onder ” Installatie ” gegeven maatregelen voor de eerste
inbedrijfsname uit te voeren.
Opslag: De VTE moet in een droge ruimte met normale vochtigheids-
graad opgeslagen worden. Bij een relatieve vochtigheid van meer dan
80% adviseren wij de opslag in een gesloten verpakking met bijge-
voegde droogmiddel.
Afvoer: De slijtdelen (als zodanig in de onderdelenlijst aangegeven) zijn
geen gewoon afval en dienen volgens de geldende regels te worden
afgevoerd.
Onderdelenlijst:
E 187
➝
VTE 3 - VTE 10
1.2001
Geluidsniveau (max.)
Gewicht
Lengte
Breedt
Hoogte