���
���
T
1
t
1
T
2
t
2
Installatie (figuur
���
)
De compressor mag niet zonder het standaard aangebrachte regel- en begrenzingsventiel gebruikt worden, zodat de toelaatbare
overdruk (zie typeplaatje) niet overschreden wordt.
Bij opstelling en gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden.
1. Drukaansluiting op (B).
Bij dunne en/of lange leidingen vermindert de capaciteit van de lagedrukcompressor.
2. De olie (voor de soorten zie onderhoud) via olie vuldop (H) tot de bovenste merkstreep in pijlglas (l)vullen. Opening sluiten.
3. De elektrische motorgegevens zijn op het typeplaatje of het motor typeplaatje aangegeven. De motoren voldoen aan de DIN/VDE 0530 en zijn
in de beschermingsklasse IP 54 en de isolatieklasse B of F uitgevoerd. Het bijbehorende aansluitschema bevindt zich in de klemmenkast van
de motor. (vervalt bij uitvoeringen met stekker). Motorgegevens moeten met die van het aanwezige elektriciteitsnet vergeleken worden.( Soort
stroom, spanning, frequentie van het net, toegestane stroomsterkte).
4. Motor via motorbeveiligingsschakelaar aansluiten. ( voor de afzekering is een motorbeveiligingsschakelaar en voor de trek ontlasting van de
aansluitkabel is een Pg-wartel nodig).
We adviseren het gebruik van motorbeveiligingsschakelaars, welke de uitschakeling van de compressor tijdvertraagd uitvoeren, afhankelijk van
een te hoge stroom. Kortstondige stroom overbelasting kan bij een koude start op treden.
De elektrische installatie mag alleen door een erkende installateur met in achtname van NEN 60204 elektrisch aangesloten worden.
De gebruiker dient voor een werkschakelaar te zorgen.
Inbedrijfname (figuur
���
)
1. Draairichting motor controleren door kort te starten (Draairichtingpijl (O)).
2. Drukleiding op (B) aansluiten.
3. Het gewenste drukniveau kan met het regelventielen volgens de op de draaiknop aangebrachte aanduiding ingesteld worden.
Risico’s voor bedieningspersoneel
1. Geluids emissie: De hoogste geluidspiek (meest ongunstigste richting en belasting), gemeten volgens de norm DIN 45635 deel 13 (in
overeenstemming met 3.GSGV) staan in de tabel aangegeven. Wij adviseren, bij een voortdurend oponthoud in de nabijheid van de draaiende
compressor, gehoorbeschermende middelen te gebruiken om een blijvende beschadiging van het gehoor te vermijden.
2. Oliedampen in de uitblaaslucht: Ondanks de best mogelijke olieafscheiding door de olienevelfilters zal de uitblaaslucht een geringe hoeveelheid
oliedamp bevatten, welke door reuk vast te stellen is. Voortdurend inademen van deze dampen kunnen de gezondheid schaden. Men dient
daarom te zorgen voor een goede ventilatie van de opstellingsruimte.
Onderhoud en service
Bij onderhoud, waarbij personen met bewegende of spanningvoerende delen in aanraking kunnen komen, moet de compressor
door het loskoppelen van de stekker of door het uitzetten van de hoofdschakelaar en deze tegen weer inschakelen te beveiligen,
stopgezet worden. Onderhoud niet uitvoeren bij compressor op bedrijfstemperatuur. (gevaar voor verwonding door hete machine
delen).
1. Smering (figuur
���
)
Afhankelijk van het gebruik, het oliepeil controleren. Eerste keer olie wisselen na 200 draaiuren (zie olieaftap plug (K)). Verder olie verversen na elke
1000 draaiuren. Bij grote stofbelasting de intervallen verkorten.
Er mogen alleen smeeroliën gebruikt worden die voldoen aan DIN 51506 groep VB /VBL of synthetische oliën die door Rietschle zijn goedgekeurd.
De viscositeit van de olie moet voldoen aan ISO-VG 320 volgens DIN 51 519.
Aanbevolen Rietschle olie soorten zijn: MULTI-LUBE 320 (minerale olie) en SUPER-LUBE 320 (synthetische olie). (zie ook olietype plaatje (M)).
Bij hoge thermische belasting van de olie (hoge omgeving en aanzuigtemperatuur boven 30°C, slechte koeling, werken bij 60 Hz enz) kan de
verversing interval met de door ons aanbevolen synthetische olie verlengd worden.
De afgewerkte olie dient overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften te worden afgevoerd.
Bij wisseling van een oliesoort het oliecarter volledig legen.
2. Olie nevelafscheiding (figgur
���
en
���
)
De olienevelafscheiding gebeurd door een nagenoeg onderhoudsvrij systeem. De voor afscheiding geschied door de lucht op een adhesie-
oppervlak (zeef) (t
1
) te blazen. De fijne afscheiding gebeurd in de aansluitende kamers door de lucht te blazen op adhesiezeven (t
2
) zie vanaf de
bedieningszijde toegankelijk zijn. Wij adviseren deze adhesiezeven elk jaar met wasbenzine te reinigen. Hiertoe deksel (T
1
) en deksel (T
2
)
demonteren.