121
Normale pitchcurve instellen (instelhoek rotorbladen)
Met de pitchcurve stelt u in, hoe sterk de hoofdrotorbladen met betrekking tot de stand van de stuurknuppel voor de
pitch worden ingesteld. De pitchcurve heeft 5 punten, die onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingesteld.
Punt 1 staat voor minimale pitch (stuurknuppel volledig naar beneden), punt 5 voor maximale pitch (stuurknuppel
volledig naar boven gedrukt), de andere punten geven de tussenwaarden aan (bijv. 2 = 25 %, 3 = 50 %, 4 = 75 %). De
normale pitch-curve is in actie als de omschakelaar normaal vliegen/acrobatie (afb. 1, pos. 19) op "Normaal" staat. Ter
controle van de instelwaarden op het model moet passend bij het gekozen punt de pitch-curve ook van de stuurstick
in positie worden gebracht (punt 1 = stick volledig naar achter, punt 2 = tussenstand, stick volledig naar achter/ stick in
het midden; punt 3 = stick midden enz.).
Raadpleeg hiervoor ook in het hoofdstuk "Controleren en instellen van de pitchwaarde" de instructies en de tabel
"Zweefvlucht/normaal vliegen".
Acrobatie-gascurve instellen
Voor acrobatie zijn er andere instellingen voor gas (motortoerental) en pitch vereist, als voor normaal vliegen. Met de
gascurve stelt u in, hoeveel vermogen de motor met betrekking tot de stand van de stuurknuppel voor de pitch afgeeft.
De gascurve heeft 5 punten, die onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingesteld.
Punt 1 staat voor de hoogste negatieve pitch-waarde (stuurknuppel volledig naar beneden), punt 5 voor de hoogste
positieve pitch-waarde (stuurknuppel volledig naar boven); de andere punten geven de tussenwaarden aan. De
acrobatie-gascurve is in actie als de omschakelaar normaal vliegen/acrobatie (afb. 1, pos. 19) op "IDLE UP" staat.
Raadpleeg hiervoor ook in het hoofdstuk "Controleren en instellen van de pitchwaarde" de instructies en de tabel
"Acrobatie".
Acrobatie-pitchcurve instellen (instelhoek rotorbladen)
Voor acrobatie zijn er andere instellingen voor motortoerental en pitch vereist dan voor normaal vliegen/zweefvlucht.
Met de pitch-curve stelt u in, hoeveel pitch (instelhoek rotorbladen) bij welke stand van de stuurstick bereikt wordt.
Hiertoe staan 5 instelpunten ter beschikking, die onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingesteld.
Punt 1 staat voor de maximale negatieve pitch-waarde. Punt 5 staat voor de maximale positieve pitch-waarde. De
punten 2 tot 4 zijn vanaf de fabriek met de waarden 25%, 50%, 75% vooringesteld en kunnen individueel ingesteld
worden. De acrobatie-pitchcurve is actief, als u op de zender de schakelaar voor normaal vliegen/acrobatie (afb. 1,
pos. 19) omschakelt. Ter controle van de instelwaarden op het model moet passend bij het gekozen punt de pitch-
curve ook van de stuurstick in positie worden gebracht (punt 1 = stick volledig naar achter, punt 2 = tussenstand, stick
volledig naar achter/ stick in het midden; punt 3 = stick midden enz.).
Raadpleeg hiervoor ook in het hoofdstuk "Controleren en instellen van de pitchwaarde" de instructies en de tabel
"Acrobatie".
Let op!
De controle/correctie van de instelwaarden van pitch- en gascurve kunnen niet in vliegklare toestand
worden doorgevoerd, omdat bijv. door het bedienen van de pitch-functie op de zender onvermijdelijk ook
de motor zou starten. Er bestaat acuut gevaar voor lichamelijk letsel en/of materiële schade!
Om deze instellingen zonder gevaar en onnodig programmeren te kunnen doorvoeren, adviseren wij de
drie steekverbindingen tussen motor en toerentalregelaar los te maken. Hiertoe moet u de betreffende
contactparen vooraf met verschillende kleuren coderen, om na een controle/correctie weer de juiste
contactparen te vinden en daarmee de correcte draairichting van de motor te verkrijgen.
Содержание 20 55 15
Страница 134: ...134 ...
Страница 135: ...135 ...