6
5
•
Opmerking: Scheidingsschakelaars (Stroomonderbrekers)
moeten een minimum contactopening van 3,0 mm hebben.
•
De aarddraad is Geel/Groen van kleur en, om
veiligheidsredenen, langer dan de andere draden.
WAARSCHUWING
Dit apparaat moet goed worden geaard.
1.
Verwijder de afdekking van het schakelbord (metaal) van het toestel door twee schroeven los te draaien.
2.
Kabelaansluiting op de stroomvoorziening via scheidingsschakelaars (Stroomonderbrekers).
•
Sluit de goedgekeurde polychloropreen afgeschermde
voeding kabel
3 x 1,5 mm
2
typebenaming 60245 IEC
57 of zwaarder op het klemmenbord aan en sluit het andere einde van de kabel aan op de Isoleer apparaten
(afsluiten hoofdstroom).
3.
De
aansluitkabel
tussen het binnenunit en het buitenunit moet een goedgekeurde fl exibele kabel met een
polychloropreen mantel 4 x 1,5 mm², type 60245 IEC 57 of een zwaardere kabel. Toegestane kabellengte
van iedere binnenunit is 30 m of minder.
4.
Sluit het netsnoer en de verbindingskabel aan tussen het binnenunit en buitenunit volgens de getoonde
schema.
5.
Borg de stroomvoorzieningskabel en de verbindingskabels op het controlebord met de
houder.
6.
Bevestig de achterste afdekking van het regelpaneel met de schroef weer op zijn
oorspronkelijke plaats.
7.
Zie voor eisen die worden gesteld aan draadstrippen en aansluiting het schema dat wordt
getoond.
Aansluitingen op de binnenunit
1
2
3
1
2
3
Kleur van de draden (Aansluitkabel)
Aansluitingen op de buitenunit
L
N
1
2
3
1
2
3
(Stroomtoevoer snoer)
(TOESTEL A)
(TOESTEL B)
Aansluitingen op de scheidingsschakelaars
(Stroomonderbrekers)
(L) (N)
1.
Voer de isolatie van de verbindingen van de leidingen uit zoals wordt genoemd in diagram weergave installatie binnen-/buitenunit.
Omwikkel het einde van de geïsoleerde leidingen zodat er geen water in de leidingen kan komen.
2.
Als de afvoerslang of de verbindingsleiding zich in het vertrek bevindt (waar zich condens kan vormen) moet u met POLY-E FOAM
met een dikte van minstens 6 mm meer isolatie aanbrengen.
Draad strippen
Geen losse draad
bij het insteken
10 ± 1 mm
DRAAD STRIPPEN,
VEREISTE VOOR
DE AANSLUITING
5 mm of meer
(ruimte tussen draden)
Aansluitblok
binnen-/
buitenunit
Draad volledig
ingestoken
Draad te ver
ingestoken
Draad niet
geheel
ingestoken
ACCEPTEREN
VERBODEN
VERBODEN
AFTAPPEN VAN WATER UIT DE BUITENUNIT
•
Als een afvoer elleboog is gebruikt moet het toestel op een sokkel van meer dan 3 cm
hoog worden geplaatst.
•
Als het toestel wordt gebruikt in een omgeving waar de temperatuur gedurende 2 tot
3 opeenvolgende dagen beneden 0°C kan dalen, kan beter geen gebogen afvoerstuk
worden gebruikt, omdat het aftapwater kan bevriezen en de ventilator niet meer zal
draaien.
Plaats de slang onder een hoek zodat
het water gemakkelijk kan weglopen.
Afvoerslang
Afvoerbocht
BEPAAL DE BESTE PLAATS
BUITENUNIT
Als er een luifel boven het toestel is aangebracht tegen zonlicht of regen, zorg er dan voor dat de onmiddellijke warmtestraling van de
condensator niet wordt belemmerd.
Zorg dat er geen dieren of planten, welke kunnen hinder ondervinden van hete lucht, in de nabijheid van het toestel zijn.
Respecteer de afstanden, aangeduid door de pijlen op de afbeelding, van de muur, plafond, afsluiting of andere obstakels.
Voorkom elke hinder tijdens de werking van het toestel.
Indien de lengte van het buissysteem groter is dan [lengte buissysteem voor extra koelmiddel], moet extra koelmiddel toegevoegd
worden, zoal aangegeven in de tabel.
Tabel A
MODEL
Standaard
lengte
(m)
Min. Lengte
Leiding
(m)
Max. totale
lengte
(m)
Max.
Hoogteverschil
(m)
Lengte leidingen
voor extra
koelmiddel (m)
Extra
koelmiddel
(g/m)
Binnenunit
wandmodel
A
min
(m
2
)
Binnenunit
mini-cassette
A
min
(m
2
)
Binnenunit
kanaalmodel
A
min
(m
2
)
CU-2Z35***,
CU-2Z41***,
CU-2Z50***
5 m /
binnenunit
3 m /
binnenunit
30
10
20
15
1,54
1,03
1,03
Opmerking:
(1) Het is mogelijk om de lengte van de leiding van één eenheid maximaal 20 meter te verlengen. De totale lengte van de leidingen moet
echter niet langer zijn dan 30 meter.
(2) Als de lengte meer dan 20 meter is, moet men per meter 15 gr. koelvloeistof toevoegen.
A
min
= (
m
c
/ (2,5 x (
LFL
)
(5/4)
x
h
0
)) ²
A
min
= Vereiste minimale grootte van de ruimte in m²
m
c
= Vulhoeveelheid van koelmiddel voor het apparaat in kg
LFL
= Brandbaarheidsgrens-laag (0,306 kg/m³)
h
0
= Installatiehoogte van het apparaat (1,8 m voor wandmodel, 2,2 m voor mini-cassette & kanaalmodel).
Aan te kopen hulpstukken
voor installatie ( )
Bijgeleverde
hulpstukken
Aant.
1
Afvoerbocht
Stroomtoevoer snoer ( )
Leiding gaszijde ( )
Leiding vloeistofzijde ( )
Aansluitingskabel ( )
Bijkomende afvoerleiding ( )
100 mm
of meer
1000 mm
of meer
100 mm
of meer
300 mm
of meer
•
Deze illustratie is alleen
bedoeld ter verklaring.
L
N
1
2
3
1
2
3
Toestel B
Toestel A
Stroomtoevoer
snoer
Zekeringen
Binnenunit
B
Binnenunit
A
Verbindingskabel
binnenshuis & buitenshuis
INSTALLATIE-INSTRUCTIES (BUITENUNIT)
Afdekking schakelbord
(metaal)
Schroeven
LEIDINGISOLATIE
SLUIT DE KABEL AAN OP DE BUITENUNIT
Model
A
B
C
D
CU-2Z35***,
CU-2Z41***,
CU-2Z50***
540 mm
160 mm
18,5 mm
330 mm
•
Begin de installatie van het Binnen/Buitenunit volgens de diagram na het bepalen van de beste plaats.
1.
Bevestig het toestel stevig en horizontaal met bouten (ø10 mm) op beton of een stevig frame.
2.
Houd rekening met wind en aardschokken wanneer u het toestel op dak installeert.
Zet de installatiesokkel stevig vast met bouten of nagels.
A
B
C
D
Draai de leidingen vast na het aanbrengen van de wartelmoer op de koperen
leiding (bij het verbindingsdeel van de leiding). (Als u een lange leiding gebruikt)
Sluit de leiding aan
•
Centreer het hart van de leidingen en draai de moer voldoende met de hand
vast.
•
Span de moer verder aan met een momentsleutel die is ingesteld op het moment
dat wordt vermeld in de tabel.
Bepaal de lengte van de leiding en snij vervolgens de leiding af met een
pijpsnijder.
Verwijder bramen van de snijrand.
Flens de leidingen na het aanbrengen van de moer voor de snelkoppeling over
de koperen leiding (breng deze aan bij klep). Centreer het hart van de leiding
met de afsluiter en draai de moer met een momentsleutel vast met het moment
zoals in de tabel aangegeven.
Draai de moer niet te vast, omdat dit gaslekkage
kan veroorzaken.
Leidingafmeting
Aandraaimoment
6,35 mm (1/4")
[18 N•m (1,8 kgf•m)]
9,52 mm (3/8")
[42 N•m (4,3 kgf•m)]
12,7 mm (1/2")
[55 N•m (5,6 kgf•m)]
15,88 mm (5/8")
[65 N•m (6,6 kgf•m)]
19,05 mm (3/4")
[100 N•m (10,2 kgf•m)]
De leidingen aansluiten op de binnenunit
Het leidingsysteem op de multiaansluiting buiten aansluiten
Moersleutel of schroefsleutel
Momentsleutel
1
1
2
3
4
BEPAAL DE BESTE PLAATS
(Zie deel "Bepaal de beste plaats")
INSTALLEER DE BUITENUNIT
AANSLUITEN VAN DE LEIDINGEN
TEST OP LUCHTDICHTHEID VAN HET KOELSYSTEEM
Kortsluiten van de uitblaaslucht
Gelijkmatige afvoer
Betrouwbare warmte-isolatie
Lekkage van koelmiddel
CONTROLEPUNTEN
Fouten in de bedrading
Betrouwbare aansluiting van de hoofddraad
Losse schroef van aansluiting
Aarding/Aarde-aansluiting
HET IS VERBODEN EEN R32-SYSTEEM TE ONTLUCHTEN
NEDERLANDS
ACXF60-06580
PRINTED IN MALAYSIA
2/2
Voordat het systeem wordt gevuld met koelmiddel en het koelsysteem in bedrijf wordt gesteld, moeten de hieronder beschreven
testprocedure en de goedkeuringscriteria ter plaatse worden gecontroleerd door een gecertifi ceerde monteur en/of installateur:
Stap 1: Druktest voor lekdetectie van koelmiddel:
1) Stappen voor de druktest in overeenstemming met ISO 5149.
2) Verwijder alle koelmiddel uit het systeem vóór de lektest, bevestig dan de manometerset stevig en op de juiste manier. Sluit de
vulslang van de Lage aansluiting aan op de Gasaansluiting. (Sluit, indien van toepassing, de vulslang van de Hoge aansluiting
aan op de Vloeistofaansluiting.)
3) Stel de knop op de serviceafsluiter en de regelaar op de manometer af zodat het gas voor de test via de centrale verdeelleiding
van de set kan worden toegevoerd.
4) Laat stikstofgas in het systeem stromen via de centrale verdeelleiding en wacht tot de druk in het systeem ongeveer 1 MPa
(10 barG) bedraagt, wacht dan een paar uur en controleer de drukmeting op de manometers.
5) Let op dat de druk in het systeem licht kan stijgen als de test midden overdag uitgevoerd wordt door stijging van de temperatuur.
Het tegenovergestelde kan gebeuren als de temperatuur 's avonds daalt. Deze schommelingen zijn echter minimaal.
6) De wachttijd hangt af van de grootte van het systeem. Voor grotere systemen kan een wachttijd van 12 uur nodig zijn. Lekdetectie
voor een kleiner systeem kan in 4 uur worden afgerond.
7) Controleer of er een constante drukval is. Ga verder met "Stap 2: Lekdetectie van koelmiddel..." als er een drukval optreedt. Zo
niet, haal het stikstofgas eruit en ga verder met "Stap 3: De apparatuur vacuüm trekken".
8) Laat vervolgens een kleine hoeveelheid van het normale koelmiddel via de centrale slang in het systeem stromen tot de druk
ongeveer 1 MPa (10 barG) bedraagt.
7
4
8
3
N
2
R-###
2
2
(Laag/Gas) manometer
(Hoog/Vloeistof) manometer
Voorbeeldafbeelding van de opstelling
voor lekdetectie van koelmiddel.
Stap 2: Lekdetectie van koelmiddel met een elektronische halogeen lekdetector en/of een ultrasone lekdetector:
1) Gebruik een van de detectoren hieronder voor controle op lekken.
i) Elektronische halogeen lekdetector.
i-a) Schakel de unit in.
i-b) Bescherm het te testen gebied tegen directe tocht.
i-c) Houd de detectiesonde bij het testgebied en wacht op hoorbare en zichtbare signalen.
ii) Ultrasone lekdetector.
ii-a) Zorg ervoor dat het stil is in de ruimte.
ii-b) Schakel de ultrasone lekdetector in.
ii-c) Ga met de sonde langs het airconditioningsysteem om lekken op te sporen en markeer deze voor reparatie.
2) Elk lek dat op deze manier is gedetecteerd, moet worden gerepareerd en opnieuw getest, te beginnen met "Stap 1: Druktest".
OPMERKING:
-
Het koelmiddel en stikstofgas moeten altijd na het afronden van een test worden teruggewonnen in de cilinder voor terugwinning.
-
Er moet detectieapparatuur worden gebruikt met een detectiebereik voor lekkages van 10
-6
Pa.m
3
/s of beter.
-
Gebruik voor systemen met een totale vulhoeveelheid van meer dan 5 kg geen koelmiddel als testmedium.
-
De test moet worden uitgevoerd met droge stikstof of een ander niet-brandbaar, niet-reactief, gedroogd gas. Zuurstof, lucht of
mengsels die deze bevatten, mogen niet worden gebruikt.
Stap 3: De apparatuur vacuüm trekken:
Probeer niet de lucht met koelmiddel uit het systeem te verwijderen, maar gebruik een
vacuümpomp om de installatie vacuüm te trekken.
Er is geen extra koelmiddel in de buitenunit aanwezig om lucht te verwijderen.
1.
Sluit een vulslang met aandrukpen aan op de Lage en Hoge zijde
van een vulset en servicepoort van driewegklep.
•
Controleer dat het uiteinde van de vulslang met de insteekfi tting
is aangesloten op de servicepoort.
2.
Sluit de middelste slang van de vulset aan op een vacuümpomp
met controleklep of een vacuümpompadapter.
3.
Schakel de vacuümpomp aan en controleer dat de wijzer van
de drukmeter van 0 cmHg (0 MPa) naar -76 cmHg (-0,1 MPa)
gaat. Laat vervolgens de lucht gedurende ongeveer 10 minuten
ontsnappen.
4.
Sluit de afsluiter aan de lage en de hoge zijde van de vulset en
zet de vacuümpomp uit. Let erop dat de naald van de meter niet
beweegt na ongeveer 5 minuten.
Opmerking : VERVOLG BESLIST DEZE PROCEDURE
ZODATLEKKAGE VAN KOELVLOEISTOF WORDT
VOORKOMEN.
5.
Ontkoppel de vulslang van de vacuümpomp en van de service
van de driewegklep.
6.
Draai de doppen van de servicepoorten van de driewegklep aan
met een moment van 18 N•m met behulp van een momentsleutel.
7.
Verwijder de doppen van beide driewegkleppen. Zet beide
kleppen in de stand "OPEN" en gebruik daarvoor een inbussleutel
(4 mm).
8.
Monteer de doppen op beide driewegkleppen.
•
Voer vooral een controle op gaslekken uit.
Binnenunit
Driewegklep
Driewegklep
Gesloten
Gesloten
Driewegklep
Driewegklep
Binnenunit
Vacuüm
pomp
Vacuümpompadapter
Gaszijde
Gaszijde
Vloeistofzijde
Vloeistofzijde
OPEN
OPEN
Buitenunit
Gesloten
Gesloten
VOORZICHTIG
•
Als de wijzer van de drukmeter niet van 0 cmHg (0 MPa) naar -76 cmHg (-0,1 MPa) gaat, zoals beschreven in stap
3
hierboven, neem dan de volgende maatregelen:
- Als het lek gedicht wordt wanneer u de leidingverbindingen strakker aandraait, ga dan verder met de werkzaamheden vanaf stap
3
.
- Als het lek niet wordt gedicht wanneer u de verbindingen weer aandraait, onderzoek dan de locatie van het gaslek.
- Laat geen koelvloestof onstsnappen tijdens de werkzaamheden aan de leidingen bij installatie of herinstallatie.
- Ga voorzichtig om met het vloeibare koelmiddel, het kan bevriezingsverschijnselen veroorzaken.
Koelleidingen moeten worden beschermd tegen mechanische beschadiging.
VOORZICHTIG
Gebruik als warmte-isolatie voor de leidingen materiaal met
goede hittebestendige eigenschappen. Isoleer zowel de
leidingen aan de gaszijde als aan de vloeistofzijde. Als de
leidingen niet voldoende worden geïsoleerd kan condensatie
of lekkage optreden.
Leidingen
vloeistofzijde
Materiaal dat
120°C of hoger
kan verdragen.
Leidingen gaszijde