106
C
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
C.1
Inleiding
De machines zijn voorzien van elektrische en/of mechanische
veiligheidsvoorzieningen, bedoeld voor de bescherming van
de medewerkers en de machine zelf.
Wij waarschuwen de gebruiker dus om deze voorzieningen
niet te verwijderen of er mee te knoeien. De fabrikant kan op
geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor schade
door geknoei of verkeerd gebruik van de machine.
C.2
Mechanische veiligheidskenmerken,
risico's
De machine heeft geen gevaarlijke scherpe randen of onder-
delen die uitsteken. De afschermingen van de bewegende of
spanningsvoerende onderdelen zijn met bouten aan de
ombouw bevestigd, zodat men niet onopzettelijk bij gevaarlijke
punten kan komen.
C.3
Op de machine geïnstalleerde
beveiligingen
C.3.1
Afschermingen
De afschermingen op de machine bestaan uit:
• vaste afschermingen (bijv.: carters, deksels, zijpanelen,
enz.), die bevestigd zijn aan de machine en/of aan het
frame met bouten of snelkoppelingen die uitsluitend gede-
monteerd
of
geopend
kunnen
worden
met
gereedschappen;
• interlock bewegende afschermingen (deur) om toegang te
krijgen tot de binnenkant van de machine;
• toegangsdeurtjes tot de elektrische uitrusting van de
machine, uitgevoerd met scharnierende deurtjes die allen
met behulp van gereedschap geopend kunnen worden. Het
deurtje mag niet geopend worden als de machine is
aangesloten op het elektriciteitsnet.
C.3.2
Veiligheidsvoorzieningen
Op de machine zijn aanwezig:
• een geel/rode hoofdschakelaar die fungeert als noodstop;
• vergrendelingen op de voorpanelen die toegang geven tot
de binnenkant van de machine;
• op de korventransportbanden moeten noodstopschake-
laars en stopknoppen geïnstalleerd worden waarmee de
band gestopt kan worden als er een korf vastloopt.
BELANGRIJK
Enkele afbeeldingen in deze handleiding geven de
machine weer of delen daarvan, zonder de
beschermingen of met verwijderde beschermingen.
Dit is uitsluitend gedaan voor de verduidelijking. Het
is altijd verboden om de machine te gebruiken
zonder de beschermingen of wanneer deze uitge-
schakeld zijn.
C.4
Veiligheidsmarkeringen die op of in de
buurt van de machine aangebracht
moeten worden
Verbod
Betekenis
het is verboden bewegende onderdelen
te oliën, smeren, repareren en af te
stellen.
het is verboden de veiligheidsvoorzie-
ningen te verwijderen
het is verboden water te gebruiken voor
het blussen van branden (vermeld op
de elektrische onderdelen)
Gevaar
Betekenis
gevaar voor beklemming van handen
let op, heet oppervlak
gevaar voor elektrocutie (vermeld op de
elektrische onderdelen met indicatie
van de spanning).
C.5
Aanwijzingen voor het gebruik en het
onderhoud
In de machine zijn in principe mechanische, thermische en
elektrische gevaren aanwezig Waar mogelijk zijn deze geva-
ren geneutraliseerd:
• ofwel direct, door het gebruik van geschikte oplossingen in
het ontwerp
• of indirect door het plaatsen van beschermingen, beveili-
gingen en veiligheidsvoorzieningen.
Op het display, op het bedieningspaneel, worden eventuele
afwijkende situaties weergegeven.
Tijdens het onderhoud blijven er echter enkele gevaren
bestaan die niet kunnen worden geëlimineerd en die geneu-
traliseerd moeten worden door het gebruik van specifieke
voorzorgsmaatregelen.
Het is verboden om welke controle-, reinigings-, reparatie- of
onderhoudshandeling dan ook te verrichten op onderdelen die
in beweging zijn. Van dit verbod moeten de werknemers door
middel van duidelijk zichtbare waarschuwingen op de hoogte
worden gesteld.
Om de doelmatigheid van de machine en de goede werking te
garanderen is het absoluut noodzakelijk periodiek onderhoud
te verrichten zoals aangegeven in deze handleiding.
Wij adviseren u regelmatig alle veiligheidsvoorzieningen en de
isolatie van de elektrische kabels te controleren. Beschadigde
kabels moeten vervangen worden.
C.6
Oneigenlijk gebruik dat redelijkerwijs
voorzien kan worden
Met 'oneigenlijk gebruik' wordt elk gebruik bedoeld dat anders
is dan wat er gespecificeerd is in deze handleiding. Tijdens de
werking van de machine zijn andere soorten werkzaamheden
of activiteiten, die oneigenlijk worden geacht of die over het