59
GB
D
F
I
NL
E
P
GR
RU
TR
Voorzorgsmaatregelen
Installatie op een dak of andere winderige plaatsen
Wanneer het apparaat op een dak of een andere niet tegen de wind beschermde
plaats wordt geïnstalleerd, dient u de luchtuitlaat van het apparaat dusdanig te
plaatsen dat deze niet direct blootgesteld staat aan harde wind. Harde wind die de
luchtuitlaat binnendringt, kan de normale luchtstroom belemmeren, waardoor er
storingen worden veroorzaakt.
Hieronder treft u drie voorbeelden aan van voorzorgsmaatregelen tegen harde
wind.
1
Richt de uitlaat naar een willekeurige beschikbare muur, op tenminste 50
cm afstand van die muur.
2
Installeer een optionele luchtuitlaatgeleider als het apparaat is geïnstal-
leerd op een plaats waar de krachtige windstoot van bijv. een tyfoon enz.
direct in de luchtuitlaat kan binnendringen.
3
Plaats het apparaat dusdanig dat de luchtuitlaat haaks op de richting
van de seizoenswind uitblaast, indien mogelijk.
6. Installatie van het apparaat
6.1. Installatie
[Fig. 6.1.1] (P.3)
A
Plaatselijk aangeschafte M10 ankerbout.
•
Bevestig het apparaat stevig met bouten zodat het niet naar beneden komt bij
aardbevingen of windstoten.
•
Gebruik beton of een hoekprofiel voor de fundering van het apparaat.
•
Afhankelijk van de omstandigheden bij de installatie, is het mogelijk dat er
trillingen doorgegeven worden aan de plaats van de installatie of dat er geluid
en trillingen via de wand en vloer worden doorgegeven. Breng daarom vol-
doende isolatie tegen trillingen aan (kussens of een frame voor schokdemping,
etc.).
Waarschuwing:
•
Installeer het apparaat op een plaats die sterk genoeg is om het gewicht
van het apparaat te dragen.
Onvoldoende draagkracht kan ertoe leiden dat het apparaat naar bene-
den valt, hetgeen persoonlijk letsel kan veroorzaken.
•
Installeer het apparaat zo dat het tegen harde wind en aardbevingen be-
schermd wordt.
Onvolkomenheden bij de installatie kunnen ertoe leiden dat het apparaat
naar beneden valt, hetgeen persoonlijk letsel kan veroorzaken.
Bij het aanleggen van de fundering dient u volledige aandacht te besteden aan de
draagkracht van de vloer, de afvoer van afvoerwater (afvoerwater stroomt uit het
apparaat bij gebruik), en de paden voor pijpen en bedrading.
Boutgat voor zij-aan-zij-opstelling van apparaten.
[Fig. 6.1.2]
(P.3)
6.2. Aansluitrichting voor koelstofpijpen
[Fig. 6.2.1]
(P.3)
7. Installatie van de koelstofpijpen
Het aanleggen van de pijpen is van het type eindaftakking waarin de koelstof-
pijpen van het buitenapparaat bij het uiteinde afgetakt worden en met elk binnen-
apparaat worden verbonden.
Voor de leidingaansluiting van het buitenapparaten, moeten flensaansluitingen
worden gebruikt.
Let op: de aftakkingsgedeelten zijn gesoldeerd.
Waarschuwing:
Wees altijd uiterst voorzichtig om te voorkomen dat er koelstofgas (R407C
of R22) lekt terwijl er vuur of vlammen gebruikt worden. Wanneer het koel-
stofgas met een vlam van welke bron dan ook, zoals een gasfornuis, in con-
tact komt, dan ontbindt het en ontstaat er een giftig gas, hetgeen gas-
vergiftiging kan veroorzaken. Soldeer of las nooit in een ongeventileerde en/
of gesloten ruimte. Controleer altijd, na de voltooiing van de installatie van
de koelstofpijpen, of er gas lekt.
7.1. Voorzichtig
1
Gebruik de volgende materialen voor de koelstofpijpen:
•
Materiaal: Gebruik fosforhoudende, zuurstofarme, koperen koelstofpijpen.
Zorg ervoor dat de binnen- en buitenoppervlakken van de pijpen schoon
zijn en vrij zijn van gevaarlijk zwavel, oxiden, stof/vuil, metaaldeeltjes, olie-
resten, vocht of andere verontreinigingen. (R407C-modellen)
2
In de winkel verkrijgbare pijpen bevatten vaak stof en andere materialen. Blaas
ze altijd schoon met een droog inert gas.
3
Wees voorzichtig om te voorkomen dat stof, water of andere vervuilende stof-
fen in de pijpen terecht komen tijdens de installatie.
4
Beperk het aantal gebogen delen zoveel mogelijk en gebruik altijd een zo groot
mogelijke straal wanneer u de pijpen buigt.
5
Houd altijd rekening met de beperkingen van de koelstofpijpen (zoals nomi-
nale lengte, het verschil tussen hoge/lage druk, en diameter van de pijpen).
Als u dit niet doet, kan dit storingen van de apparaten of een afname in
verwarmings-/koelingsprestaties veroorzaken.
6
Het City Multi Series Y apparaat houdt op met werken als er zich een abnor-
male situatie voordoet, als er te veel of te weinig koelvloeistof is. Als dit ge-
beurt, dient u het apparaat van de juiste hoeveelheid koelvloeistof te voorzien.
Controleer bij onderhoud altijd de opmerking over pijplengte en de hoeveel-
heid extra koelstof op beide plaatsen, de berekeningstabel voor het volume
van de koelstof op de achterkant van het onderhoudspaneel en het extra koel-
stofgedeelte op de labels voor het totale aantal binnenapparaten.
7
Gebruik vloeibare koelstof om het systeem af te dichten.
8
Gebruik nooit koelstof om het apparaat te ontluchten. Gebruik hiervoor altijd
een vacuümpomp.
9
Isoleer de pijpen altijd goed. Onvoldoende isolatie leidt tot een afname in
verwarmings- /koelingsprestaties, waterdruppels door condensatie en andere
problemen van die aard.
0
Wanneer u de koelstofpijpen aansluit, moet u er op letten dat de afsluiter van
het buitenapparaat volledig dicht is (fabrieksinstelling). Stel het buitenapparaat
niet in werking voordat de koelstofpijpen van het buitenapparaat en de binnen-
apparaten op elkaar zijn aangesloten, een test op koelvloeistoflekkage ge-
daan is en het ontluchtingsproces is afgerond.
A
Gebruik altijd niet-oxiderend hardsoldeermateriaal voor het hardsolderen van
onderdelen. Wanneer nagelaten wordt niet-oxiderend hardsoldeermateriaal
te gebruiken, kan dit verstoppingen of schade aan de compressor veroorza-
ken.
B
Sluit nooit pijpen aan op het buitenapparaat terwijl het regent.
Waarschuwing:
Wanneer u de airconditioner op een andere plaats installeert, dient u deze
alleen te vullen met die koelstof welke vermeld staat op het apparaat.
- Indien een andere koelstof wordt gebruikt of indien er lucht wordt gemengd met
de oorspronkelijke koelstof, kan er een storing optreden in de koelcyclus en kan
het apparaat beschadigd raken.
Voorzichtig:
•
Gebruik een vacuümpomp op de onderhoudspoort van de afsluiter van
het buitenapparaat.
- Indien de vacuümpomp geen keerklep voor terugstroming heeft, kan de olie
van de vacuümpomp terugstromen in de koelcyclus, wat leidt tot verslechte-
ring van de koelmachine-olie en andere problemen.
•
Maak geen gebruik van het volgende gereedschap, dat wordt gebruikt bij
gangbare koelstoffen. (R407C-modellen)
(Gasverdeelventiel, vulslang, gaslekdetector, keerklep voor terug-
stroming, vulslang voor koelstof, vacuümmeter, apparatuur voor het te-
rugwinnen van koelstof)
- Indien de gangbare koelstof en koelmachine-olie woâten gemengd, kan de
koelmachine-olie verslechteren.
- Indien water wordt gemengd, kan de koelmachine-olie verslechteren.
- Aangezien de R407C geen chloor bevat, zullen gaslekdetectoren voor gang-
bare koelstoffen deze niet op deze koelstof reageren.
•
Beheer het gereedschap met meer zorg dan normaal. (R407C-modellen)
- Indien er stof, vuil of water in de koelcyclus terecht komt, kan dit verslechte-
ring van de koelmachine-olie als gevolg hebben.
•
Maak geen gebruik van de bestaande koelstofpijpen. (R407C-modellen)
- De oude koelstof en koelmachine-olie in de bestaande buizen bevat een
grote hoeveelheid chloor die ervoor kan zorgen dat de koelmachine-olie van
het nieuwe apparaat verslechtert.