22
Nederlands
4. De brandstof tot maximaal de onderrand van de vu-
lopening vullen.
5. Het deksel van de brandstoftank erop zetten en
vastdraaien.
Werking
Apparaat starten
1. De brandstofkraan openen.
2. Bij koude motor de chokehendel naar links schuiven.
3. De sleutelschakelaar in de stand START draaien en
vasthouden tot de motor start. De sleutelschakelaar
maximaal 5°seconden in stand START houden. De
volgende startpoging op zijn vroegst na
10 seconden pauze uitvoeren.
4. Als de motor is gestart, sleutelschakelaar in stand 1/
ON laten springen.
5. Als de motor is gestart de chokehendel naar rechts
schuiven.
Starten met de trekdraadstarter
1. De brandstofkraan openen.
2. Bij koude motor de chokehendel naar links schuiven.
3. Langzaam aan de trekdraadstarter trekken tot een
sterke weerstand merkbaar is, en dan stevig trekken.
4. De trekdraadstarter langzaam teruggeleiden.
LET OP
Beschadigingsgevaar
De terugschietende trekdraadstarter beschadigt het
apparaat.
De trekdraadstarter langzaam teruggeleiden.
5. Als de motor is gestart de chokehendel naar rechts
schuiven.
Wisselstroomaggregaten aansluiten
In continubedrijf mag het opgenomen vermogen van het
elektrische apparaat het continuvermogen van de gene-
rator niet overschrijden. Het maximaalvermogen mag
alleen kort worden opgenomen. Apparaten met elektro-
motor hebben om te starten het veelvuldige van het no-
minale vermogen nodig.
GEVAAR
Gevaar voor elektrische schok
Bij beschadiging van het elektrische apparaat of van ka-
bels kan stroom door de bediener vloeien en leiden tot
letsel of de dood.
Als meer dan een apparaat op de generator wordt aan-
gesloten, moet tussen de generator en elk ander elek-
trisch apparaat een mobiele aardlekschakelaar (PRCD-
Portable Residue Current Device) worden aangebracht.
1. De generator starten.
2. De vermogensschakelaar op 1/ON zetten.
3. De netstekker van het elektrische apparaat in de
contactdoos van de generator steken.
4. Als meer dan een apparaat op de generator wordt aan-
gesloten, moet tussen de generator en elk ander elek-
trisch apparaat een mobiele aardlekschakelaar (PRCD-
Portable Residue Current Device) worden aangebracht.
5. Het elektrische apparaat in gebruik nemen.
Als het apparaat niet correct functioneert, bijvoor-
beeld onregelmatige loop of uitval, het elektrische
apparaat onmiddellijk uitschakelen, loskoppelen en
de oorzaak vaststellen.
Voertuigaccu’s opladen
De 12V-gelijkstroomaansluiting is alleen bedoeld voor
het opladen van 12V-loodaccu’s voor voertuigen. Deze
aansluiting is niet geschikt als 12 V-spanningsbron voor
elektrische apparaten.
1. De minkabel (zwart) van het voertuig van de accu
losmaken.
2. De plusklem (rood) van de laadkabel met de plus-
pool van de accu verbinden.
3. De pluspool (rood) aan het andere einde van de laadka-
bel met de rode klem (+) van de generator verbinden.
4. De minklem (zwart) van de laadkabel met de min-
pool van de accu verbinden.
5. De minpool (zwart) aan het andere einde van de
laadkabel met de zwarte klem (-) van de generator
verbinden.
6. De generator starten.
LET OP
Beschadigingsgevaar.
Als de voertuigmotor tijdens het laden van een voer-
tuigaccu draait, kan dit leiden tot beschadiging van het
voertuig of de generator.
Start het voertuig niet, terwijl de accu wordt opgeladen.
Contactonderbreker
Bij overbelasting springt de toets van de contactonder-
breker eruit en wordt de laadprocedure onderbroken.
1. Enkele minuten wachten en vervolgens de toets
weer indrukken.
Voertuigaccu loskoppelen
1. De generator uitschakelen.
2. De minpool (zwart) van de generator losmaken.
3. De minklem (zwart) van de accu losmaken.
4. De pluspool (rood) van de generator losmaken.
5. De plusklem (rood) van de accu losmaken.
6. De minkabel (zwart) van het voertuig aan de min-
pool van de accu vastklemmen.
Apparaat uitschakelen
1. De sleutelschakelaar in stand 0/OFF draaien.
2. De brandstofkraan sluiten.
Vervoer
Voor het transport de sleutelschakelaar op 0/OFF
draaien en de brandstofkraan sluiten.
De duwbeugel omhoog zwenken.
Het apparaat met de duwbeugel schuiven of trekken.
De motor voor het verladen minstens 15 minuten la-
ten afkoelen.
Het apparaat tijdens transport verticaal houden om
morsen van brandstof te voorkomen.
Tijdens transport in voertuigen het apparaat con-
form de richtlijnen tegen wegrollen, wegglijden en
kantelen beveiligen.
Het gewicht van het apparaat tijdens transport in
acht nemen.
Opslag
몇
VOORZICHTIG
Niet in acht nemen van het gewicht
Gevaar voor letsel en beschadiging
Houd bij de opslag rekening met het gewicht van het ap-
paraat.
LET OP
Beschadigingsgevaar
Leg geen zware voorwerpen op het apparaat.
Apparaat drogen en stofvrij opslaan.
Opslagduur 1...2 maanden
1. Benzinestabilisator in de brandstoftank vullen.
2. De brandstoftank bijvullen.
Opslagduur 2...12 maanden
Bovendien:
1. De brandstofkraan sluiten.
2. Een reservoir onder de carburateur plaatsen.
Afbeelding C
1
Carburateur
2
Aftapschroef
3. De aftapschroef eruit draaien.
4. De brandstof in het reservoir opvangen.
5. De aftapschroef erin draaien en vastdraaien.
6. De bezinkbeker reinigen (zie “Verzorging en onder-
houd/bezinkbeker controleren en reinigen”).
Opslagduur meer dan 12 maanden
Bovendien:
1. De bougie eruit draaien.
2. 5...10 cm
3
Motorolie in de cilinder vullen.
3. De trekdraadstarter er meerdere keren langzaam door-
trekken, zodat de olie in de motor wordt verdeeld.
4. De bougie er weer inschroeven.
5. De olie verversen (zie “Verzorging en onderhoud/
olie verversen”).
6. Langzaam aan de trekdraadstarter trekken tot een
sterke weerstand merkbaar is.
Klein en groot onderhoud
GEVAAR
Letselgevaar, gevaar door elektrische stroomstoot.
Bewegende delen kunnen letsel veroorzaken. De door
het apparaat gegenereerde elektrische spanning kan
leiden tot letsel of de dood.
Trek voor onderhoudswerkzaamheden de bougiestek-
ker los en scheidt de verbinding met de accu.
몇
VOORZICHTIG
Verbrandingsgevaar.
Aanraken van hete apparaatdelen kan leiden tot brand-
wonden.
Laat het voertuig afkoelen, alvorens er werkzaamheden
aan uit te voeren.
* Beschrijving, zie “Inbedrijfstelling”.
** Beschrijving, zie “Onderhoudswerkzaamheden”.
Onderhoudsintervallen
Voor elk gebruik
1. Het apparaat op correcte toestand en bedrijfsveilig-
heid controleren. Beschadigd apparaat niet in ge-
bruik nemen.
2. Het oliepeil controleren. *
3. Het luchtfilter controleren. **
Een keer na 1 maand of 20 bedrijfsuren
1. De olie verversen. **
Elke 3 maanden of 50 bedrijfsuren
1. Het luchtfilter reinigen. **
In stoffige omgevingen de reiniging vaker uitvoeren.
Elke 6 maanden of 100 bedrijfsuren
1. De olie verversen. **
2. De bezinkbeker reinigen. **
3. De bougie controleren en reinigen. **
4. De vonkenvanger (niet bijgeleverd) reinigen. **
Jaarlijks door de geautoriseerde klantenservice
1. De klepspeling controleren en instellen.
2. De brandstoftank en het brandstoffilter reinigen.
Elke 2 jaar door de geautoriseerde klantenservice
1. De brandstofleiding controleren, indien nodig ver-
vangen.
Onderhoudswerkzaamheden
Luchtfilter controleren
1. De vergrendelingen wegzwenken of de schroef eruit
draaien.
Afbeelding D
1
Schroef
2
Deksel
3
Luchtfilterinzetstuk
4
Vergrendeling
2. De deksel verwijderen.
3. Het luchtfilterinzetstuk op vervuiling controleren. Het
luchtfilter indien nodig reinigen of bij beschadiging
vervangen (zie “Luchtfilter reinigen”).
4. Het deksel plaatsen.
5. De vergrendelingen sluiten of de schroef erin draai-
en en vastdraaien.
Luchtfilter reinigen
LET OP
Beschadigingsgevaar
Als het luchtfilterinzetstuk ontbreekt, kan binnendrin-
gend stof de motor onbruikbaar maken.
Gebruik het apparaat niet zonder luchtfilterinzetstuk.
1. Schoepenwiel openen (zie “Luchtfilter controleren”).
2. Het luchtfilterinzetstuk eruit nemen.
3. Het luchtfilterinzetstuk in warm water met schoon-
maakmiddel wassen en met helder water spoelen.
Instructie:
Voer de oliehoudende wasoplossing mi-
lieuvriendelijk af.
4. Het luchtfilterinzetstuk laten drogen.
5. Het luchtfilterinzetstuk in schone motorolie dompe-
len en overtollige olie eruit drukken.
6. Het luchtfilterinzetstuk weer plaatsen.
7. Het deksel plaatsen.
8. De vergrendelingen sluiten.
Olie verversen
De olieverversing uitvoeren, als de motor warm is.
1. De oliepeilstok eruit draaien.
Afbeelding E
1
Oliepeilstok
2
Olieaftapplug
2. De olieaftapschroef er met de afdichting uitdraaien
en de olie opvangen.
3. De olieaftapschroef met afdichting indraaien en
vastdraaien.
4. Het apparaat horizontaal neerzetten.
5. De motorolie (SAE 10W30) afmeten en bij de ope-
ning voor de oliepeilstok bijvullen.
6. Het oliepeil controleren (zie “Inbedrijfstelling”).
7. De oliepeilstok erin draaien en vastdraaien.
8. De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.
Bezinkbeker reinigen
De bezinkbeker scheidt water van benzine.
1. De brandstofkraan sluiten.
2. De bezinkbeker losschroeven.
Afbeelding F
1
Bezinkbeker
2
Schroef
3. De bezinkbeker met O-ring verwijderen.
4. De bezinkbeker en de O-ring met niet-brandbaar
oplosmiddel reinigen en laten drogen.
5. De bezinkbeker en de O-ring aanbrengen en vast-
schroeven.
6. De brandstofkraan openen.
7. Afdichting tussen bezinkbeker en carburateur con-
troleren.
8. De brandstofkraan sluiten.
Bougie controleren en reinigen
1. De bougiestekker lostrekken.
Afbeelding G
1
Bougiestekker
2
Bougie
2. De omgeving van de bougie reinigen zodat geen vuil in
de motor dringt als de bougie wordt verwijderd.
3. De bougie eruit schroeven.
4. Een bougie met versleten elektrode of gebroken iso-
lator vervangen.
5. De elekrodestafstand van de bougie controleren. In-
stelwaarde 0,7...0,8 mm.
Содержание PGG 3/1
Страница 49: ...49 2 m IEC 60245 4...
Страница 57: ...57 1500 REACH www kaercher com REACH www kaercher com 2 57 57 57 57 57 57 59 59 59 59 59 59 59 60 60 60 61 61...
Страница 58: ...58 IEC 60245 4 SAE 10W30...
Страница 92: ...92 2 IEC 60245 4...