Ne
de
rla
nds
(N
L)
177
7.6 Temperatuur beïnvloeding
In te stellen met de R100.
Wanneer temperatuur beïnvloeding is geactiveerd in
proportionele of constante druk regelmodus, zal het
setpoint voor de opvoerhoogte worden verlaagd op
basis van de vloeistoftemperatuur. Het is mogelijk
om de temperatuurbeïnvloeding in te stellen om te
werken bij temperaturen lager dan 80 °C of lager dan
50 °C. Deze temperatuur grenzen worden T
max
.
genoemd. Het setpoint wordt verlaagd ten opzichte
van de ingestelde opvoerhoogte (= 100 %) op basis
van onderstaande karakteristiek.
Afb. 12
Temperatuur beïnvloeding
In bovenstaand voorbeeld is T
max.
= 80 °C geselec-
teerd. De actuele vloeistoftemperatuur T
actueel
zorgt
ervoor dat het setpoint voor de opvoerhoogte wordt
verlaagd van 100 % naar H
actueel
.
Voor temperatuurbeïnvloeding moet aan de vol-
gende voorwaarden worden voldaan:
•
Regelmodus op basis van proportionele druk of
op basis van constante druk.
•
De pomp moet in de aanvoerleiding worden geïn-
stalleerd.
•
Systemen met temperatuur regeling van de aan-
voerleiding, bijvoorbeeld op basis van de buiten-
temperatuur.
Temperatuurbeïnvloeding is geschikt voor
•
systemen met variabele volumestromen
(b.v. tweepijps-verwarmingssystemen), waarbij
de activering van de temperatuurbeïnvloedings-
functie zorgt voor een verdere verlaging van de
pompcapaciteit in periodes met een geringe
warmtevraag en daardoor een gereduceerde
temperatuur in de aanvoerleiding.
•
systemen met een bijna constante volumestroom
(bijv. éénpijpsverwarmingssystemen en vloerver-
warmingssystemen) waarbij verschillen in warm-
tebehoefte niet kunnen worden geregistreerd als
wijzigingen in de opvoerhoogte, hetgeen wel het
geval is bij tweepijpsverwamingssystemen.
Bij dergelijke systemen kan de pompcapaciteit
alleen worden bijgesteld door de temperatuur-
beënvloedingsfunctie te activeren.
Selecteren van T
max.
In systemen met een aanvoerleiding temperatuur
van
•
tot en met 55 °C, selecteer T
max.
= 50 °C,
•
hoger dan 55 °C, selecteer T
max.
= 80 °C.
7.7 Signaallampjes
De twee signaallampjes geven de bedrijfsconditie en
eventuele storingen aan.
Voor positie op de pomp (afb. 14), zie paragraaf
.
Functies van signaallampjes
Zie ook hoofdstuk
.
TM
01
0
626
17
97
30%
100%
80
50
20
H
H
Q
t [°C]
H
actueel
T
actueel
100 %
30 %
N.B.
Als de R100 afstandsbediening met de
pomp communiceert, zal het rode sig-
naallampje snel knipperen.
Signaallampjes
Beschrijving
Storing
(rood)
Bedrijf
(groen)
Uit
Uit
De voedingsspan-
ning is uitgescha-
keld.
Uit
Constant aan De pomp draait.
Uit
Knippert
De pomp is uitge-
schakeld.
Constant
aan
Uit
De pomp is uitge-
schakeld vanwege
een storing. Poging
tot herstarten.
Het kan noodzake-
lijk zijn de pomp
handmatig te her-
starten door de sto-
ringsmelding te
resetten.
Constant
aan
Constant aan
De pomp was in
bedrijf, maar werd
gestopt door een
storing.
N.B.:
Als er geen
signaal is van de
drukverschil- of tem-
peratuursensor, zal
de pomp blijven
draaien op basis van
de max. curve.
Constant
aan
Knippert
De pomp heeft een
stopcommando
gekregen als gevolg
van een storing.
Содержание UPE 100-120 F
Страница 2: ......