Nederlands (
N
L)
260
7.3 Shutdown
7.3.1 Uitschakelen / deïnstalleren
1. Schakel de pomp uit en koppel deze los van de voeding.
2. Maak het systeem drukloos.
3. Neem afdoende maatregelen om er voor te zorgen dat de
terugvloeiende doseervloeistof veilig wordt opgevangen.
4. Verwijder voorzichtig alle leidingen.
5. Deïnstalleer de pomp.
7.3.2 Reinigen
1. Spoel alle delen die in contact zijn geweest met het medium
zeer zorgvuldig:
– leidingen
– ventielen
– doseerkop
– membraan.
2. Verwijder alle resten van chemicaliën van het pomphuis.
7.3.3 Opslag
Opslag van de pomp:
1. Droog na het reinigen (zie hierboven) alle delen en installeer
de doseerkop en ventielen weer, of
2. vervang de ventielen en membraan.
Zie paragraaf
7.3.4 Afvoeren
Afvoeren van de pomp:
• Voer na het reinigen (zie hierboven) de pomp af in overeen-
stemming met de relevante regelgeving.
8. Bediening
8.1 Bedienings- en display-elementen
Afb. 17
Display van de DDI 222
8.1.1 Displaytest
Een displaytest wordt automatisch uitgevoerd wanneer de pomp
wordt ingeschakeld. Alle segmenten van het display worden
gedurende 3 seconden ingeschakeld en het softwareversie-
nummer wordt daarna gedurende 2 seconden weergegeven.
8.1.2 Display indicator
Bij inschakelen (wanneer de pomp was gestopt) en tijdens pomp-
bedrijf, wordt het setpoint van de doseerdoorstroming weergege-
ven. Met contactbesturing wordt de ingestelde ml/contact waarde
weergegeven.
8.2 Aan/uit schakelen
• Schakel de voeding in om de pomp te starten.
• Schakel de voeding uit om de pomp te stoppen.
Waarschuwing
Risico op bijtende chemicaliën!
Draag beschermende kleding (handschoenen en bril)
bij het werken aan de doseerkop, aansluitingen of
leidingen!
Laat geen chemicaliën lekken uit de pomp.
Alle chemicaliën op de juiste wijze verzamelen
en afvoeren!
N.B.
Spoel indien mogelijk de doseerkop voordat u de
pomp uitschakelt, bijvoorbeeld door water toe te voe-
ren.
Voorzichtig
In het geval van een membraanlekkage, kan de
doseervloeistof uit het gat lekken in de tussenflens
tussen pomp en doseerkop. De onderdelen in de
behuizing zijn beschermd tegen de doseervloeistof
gedurende een korte periode (afhankelijk van het
soort vloeistof) door de afdichting van de behuizing.
Het is noodzakelijk om regelmatig (dagelijks) te con-
troleren of er vloeistof lekt uit de tussenflens.
Raadpleeg paragraaf
.
Voor een maximale veiligheid, raden wij de pompuit-
voering aan met membraanlekkagedetectie.
TM
03
62
57
45
06
Element
Omschrijving
Light Emitting Diode (LED)
• Gaat rood branden wanneer de pomp is
gestopt.
• Gaat groen branden wanneer de pomp is
gestart en gaat kortstondig uit tijdens een
zuigslag.
• Gaat geel branden wanneer de pomp op
afstand is uitgeschakeld.
• Knippert rood wanneer er sprake is van een
foutsignaal.
• Knippert rood/groen wanneer er sprake is van
een foutmelding en de pomp draait, of auto-
matisch herstart nadat de fout is gecorrigeerd.
• Gaat uit wanneer de pomp zich in de menu-
modus bevindt.
"Start/Stop"
• Gebruik deze knop om de pomp te starten of
te stoppen.
• Foutsignalen kunnen worden bevestigd door
op de "Start/Stop" knop te drukken.
Gebruik de "Menu/Info" knop om te schakelen
tussen de bedrijfsmodi.
Gebruik de "Omlaag" en "Omhoog" knoppen
om waarden in het display te wijzigen.
Voorzichtig
Controleer voor het inschakelen van de pomp of
deze juist is geïnstalleerd. Raadpleeg paragrafen
7.1 Initiële start / volgende start
Stop
Start
Menu
Down
Up
Mode
Mode
Stop
Start
Menu
Info
Down
Up
Содержание DDI 150-4
Страница 2: ...2 ...
Страница 630: ...630 ...