Grundfos CMB-SP PM1, Дополнение к краткому руководству

Страница: 78 / 144

Ne
de
rla
n
d
s
(NL)
78
7. Het rode "Alarm"
signaallampje knip-
pert. a) Pendelen. Na gebruik is er een
kraan niet geheel dichtgedraaid.
Controleer of alle kranen dichtzitten.
8. De pompcapaciteit
is instabiel. a) De voordruk van de pomp is te laag. Controleer de voordruk van de pomp.
b) De zuigleiding is gedeeltelijk ver-
stopt door verontreinigingen.
Verwijder en reinig de zuigleiding.
c) Lekkage in zuigleiding. Verwijder en repareer de zuigleiding.
d) Lucht in zuigleiding of pomp. Ontlucht de zuigleiding/pomp.
Controleer de voordruk van de pomp.
9. De pomp draait in
tegengestelde rich-
ting na te zijn uitge-
schakeld. a) Lekkage in zuigleiding. Verwijder en repareer de zuigleiding.
b) Voet- of terugslagklep is defect. Verwijder en reinig, repareer of vervang
de klep.
c) De voetklep zit vast in compleet of
gedeeltelijk geopende positie. Verwijder en reinig, repareer of vervang
de klep.
Alleen zelfaanzuigende pompen:
10. De pompcapaciteit
is instabiel en de
pomp maakt veel
lawaai.
a) Het drukverschil in de pomp is te
laag.
Sluit het tappunt geleidelijk tot de pers-
druk stabiel is en het geluid stopt.
11. Bij een poging de
pomp op te starten,
start de pomp wel,
maar komt er geen
druk of debiet.
a) De vloeistofkolom boven de terug-
slagklep in de persleiding voorkomt
dat de pomp zelf aanzuigt. Maak de persleiding leeg. Zorg ervoor
dat de terugslagklep de vloeistof in de
persleiding niet tegenhoudt. Herhaal de
opstartprocedure.
b) Zuigleiding zuigt lucht aan. Zorg ervoor dat de zuigleiding lucht-
dicht is vanaf de pomp tot aan het
vloeistofniveau. Herhaal de opstartpro-
cedure.
12. De pomp draait,
maar levert niet het
nominale debiet.
a) De interne klep sluit niet goed. Sluit het tappunt geleidelijk tot er een
plotselinge stijging in druk of debiet
zichtbaar is. Open daarna het tappunt
geleidelijk tot het vereiste debiet is
bereikt.
13. De pompcapaciteit
is instabiel.
a) De voordruk van de pomp is te laag. Controleer de voordruk van de pomp.
b) De zuigleiding is gedeeltelijk ver-
stopt door verontreinigingen.
Verwijder en reinig de zuigleiding.
c) Lekkage in zuigleiding. Verwijder en repareer de zuigleiding.
d) Lucht in zuigleiding of pomp. Ontlucht de zuigleiding/pomp.
Controleer de voordruk van de pomp.
14. De pomp draait in
tegengestelde rich-
ting na te zijn uitge-
schakeld.
a) Lekkage in zuigleiding. Verwijder en repareer de zuigleiding.
b) Voet- of terugslagklep is defect. Verwijder en reinig, repareer of vervang
de klep.
c) De voetklep zit vast in compleet of
gedeeltelijk geopende positie. Verwijder en reinig, repareer of vervang
de klep.
Alleen zelfaanzuigende pompen:
15. De pompcapaciteit
is instabiel en de
pomp maakt veel
lawaai.
a) Het drukverschil in de pomp is te
laag.
Sluit het tappunt geleidelijk tot de pers-
druk stabiel is en het geluid stopt.
Storing Oorzaak Oplossing