c) Symbolen op het lcd-display
Symbool Betekenis
Symbool Betekenis
IN
Weergave van de
binnenwaarden
Weergave van de buitenwaarden
(met het nummer van de
bijbehorende buitensensor)
Temperatuur aangenaam
Temperatuur-/vochtalarm (te hoog)
Temperatuur te laag
Temperatuur-/vochtalarm (te laag)
Temperatuur te hoog
Verschijnt bij buitentemperaturen
van 3 °C of lager
Cyclische weergave van de
gemeten waarden
Batterijsymbool
(batterijen moeten vervangen
worden)
Temperatuurtrend stijgend
Vochtigheidstrend stijgend
Temperatuurtrend gelijkblijvend
Vochtigheidstrend gelijkblijvend
Temperatuurtrend dalend
Vochtigheidstrend dalend
Er
Geen signaalontvangst van
een buitensensor tijdens het
laatste uur
HI
of
Lo
Meetwaarde valt buiten het
meetbereik
MIN
Weergave van de minimale
waarde
MAX
Weergave van de maximale waarde
Ingebruikname
a) Batterijen in de buitensensor plaatsen/vervangen
• Open het deksel van het batterijvak (A) aan de achterkant van de buitensensor.
• Plaats 2 AA/mignonbatterijen (batterijen zijn niet inbegrepen) in het batterijvak van de
buitensensor in overeenstemming met de pooltekens (plus/+ en min/-).
• De buitensensor is klaar voor gebruik. Na het plaatsen van de batterijen begint een
buitensensor met het verzenden van een radiosignaal. De sensor zendt vervolgens in
intervallen van 60 seconden.
• Plaats de batterijen in alle andere buitensensors. Herhaal daarvoor de hierboven beschreven
stappen.
• Verwijder de lege batterijen bij het vervangen van batterijen.
• Houd er rekening mee dat bij het vervangen van de batterijen het draadloze kanaal van de
buitensensor wordt teruggezet. U moet dit vervolgens opnieuw instellen zoals beschreven in
het hoofdstuk "Ingebruikname" paragraaf b) "draadloos kanaal een buitensensor instellen".
Als het symbool in het lcd-display (1) van het weerstation in de betreffende
displayregel verschijnt, moeten de batterijen van de bijbehorende buitensensor
worden vervangen (vergelijk het kanaalnummer).
b) Zendkanaal van een buitensensor instellen
• Stel voor of na het plaatsen van de batterijen het draadloos kanaal in dat de
buitensensor voor de communicatie met de weerstation moet gebruiken. Zet hiervoor
de kanaalkeuzeschakelaar (C) in het batterijvak van de sensor (E) op het gewenste
kanaalnummer.
• Herhaal dit voor alle sensors die u wilt gebruiken.
• Geef het nummer 1 aan de eerste buitensensor, die twee aan de tweede enz. tot de
maximaal acht sensors elk een ander kanaal gebruiken. U kunt een kanaalnummer niet
tweemaal toekennen.
Als de draadloze verbinding tussen de afzonderlijke buitensensors en het
weerstation eenmaal is gemaakt is, is de kanaalkeuze niet weer ongedaan te
maken. U moet het weerstation en de buitensensors resetten door te drukken op
de knop
RESET
(13 & D) op het weerstation en op de sensor. U kunt de reset-
procedure ook uitvoeren door kort de batterijen te verwijderen.
• Sluit het batterijvak weer na het einde van de kanaalkeuze.
c) Batterijen in het weerstation plaatsen/wisselen
• Open het batterijvak (5) aan de achterkant van het weerstation.
• Plaats drie batterijen van het type AA/mignon (batterijen zijn niet inbegrepen) in
overeenstemming met de pooltekens (plus/+ en min/-) in het batterijvak.
• Na het plaatsen van de batterijen lichten alle weergave-elementen op het lcd-display (1)
eventjes op en klinkt een pieptoon. Het weerstation is klaar voor gebruik.
• Verwijder de lege batterijen bij het vervangen van batterijen.
• Houd er rekening mee dat bij het vervangen van de batterij de zendkanalen worden
teruggezet. U moet dit vervolgens opnieuw instellen zoals beschreven in het hoofdstuk
"Ingebruikname" paragraaf b) "draadloos kanaal een buitensensor instellen".
• Sluit het batterijvak weer zodra deze stappen voltooid zijn.
Als het symbool in het lcd-display (1) van het weerstation in de regel met
de binnenwaarde verschijnt, moeten de batterijen van het weerstation worden
vervangen.
Het product kan in principe met accu's gebruikt worden. Omdat accu's een lagere
spanning (accu = 1,2 V, batterij = 1,5 V) en kleinere capaciteit hebben, is hun
bedrijfsduur echter korter dan van batterijen. Als u ondanks deze beperkingen
oplaadbare batterijen/accu's wilt gebruiken, gebruik dan beslist speciale
NiMH-accu's met geringe zelfontlading. We raden echter aan om bij voorkeur
hoogwaardige alkalinebatterijen te gebruiken om een langdurige en betrouwbare
werking te verzekeren. Voor de buitensensor is het niet raadzaam om accu's te
gebruiken, omdat de capaciteit ervan bij zeer koud weer negatief beïnvloed wordt
en ze niet meer hun volle vermogen leveren.
d) Opstellen en montage
• Het weerstation kan dankzij de 2 standaards (5) op een vlak, stabiel en voldoende groot
oppervlak geplaatst worden. Klap hiervoor de standaard naar buiten open. Gebruik bij
waardevolle meubeloppervlakken een geschikte onderlegger om krassporen te voorkomen.
Voor een feilloze DCF-ontvangst dient het weerstation niet naast andere
elektronische apparaten, kabels, metalen onderdelen enz. te worden geplaatst.
Installeer het weerstation en de buiten sensor op enige meters van eventuele
storingsbronnen. Hindernissen, die de draadloze verbinding tussen beide
verhinderen, zoals bijv. gebouwen, dienen eveneens te worden vermeden. De
reikwijdte van het draadloos signaal in het vrije veld bedraagt ca. 30 m. Door de
aanwezigheid van hindernissen wordt dit minder.
• Het weerstation en de sensors kunnen via de ophangopening (10 en B) aan de wand worden
gehangen, bijv. aan haken, spijkers of schroeven. Kies een weerbestendige wand zonder
direct zonlicht als plaats voor een buitensensor, anders wordt de meetwaarde beïnvloed. De
buitensensor is niet geschikt voor onbeperkt gebruik in volledig onbeschermde buitenruimtes.
• Gebruik de sensor of het weerstation als sjabloon om een fijne geleidelijk op het montagevlak
langs de bovenrand van elk onderdeel te markeren. Gebruik daarvoor op de gewenste positie
een waterpas voor het juist uitlijnen.
• Meet vervolgens de afstand van de bovenrand van de ophangopening (B) tot de bovenrand
van de behuizing en voeg de helft van de diameter van de gebruikte schroef toe. Meet het
midden van het gat vanaf de hulplijn naar beneden.
• Gum de geleidelijk weer netjes weg.
• Boor, afhankelijk van het oppervlak, een schroefgat en gebruik geschikte pluggen; en schroef
de juiste schroef voor elke buitensensor afzonderlijk in.
Zorg er bij het boren en vastschroeven voor dat er geen verborgen liggende kabels
of leidingen beschadigd worden. We raden u aan om de buitensensor links of rechts
naast een raam te bevestigen, zodat u het erin geïntegreerde display gemakkelijk
kunt aflezen. Directe neerslag dient tevens vermeden te worden.
• Hang na het plaatsen van de batterijen en het instellen van het zendkanaal de buitensensor
met gesloten behuizing op.
Het is raadzaam een lijstje met de installatieplaatsen en het bijbehorende
sensornummer te maken. Met zo'n lijstje is het eenvoudiger om de gemeten
waarden toe te wijzen.
e) Opbouw van een communicatiekanaal tussen het weerstation & sensors
Enkele bedieningselementen bevinden zich achter de betreffende batterijvakdeksel
van het weerstation of de buitensensor op het batterijvakje (5 en E). Open dit als u
het weerstation of de sensor wilt bedienen.
• Plaats eerst de batterijen in de buitensensors.
• Zodra de batterijen in het weerstation zijn geplaatst, worden alle weergave-elementen
kort weergegeven. Het weerstation begint daarna met het zoeken op alle kanalen naar de
buitensensors met kanaalnummer 1 tot en met 8.
• In het lcd-display (1) knipperen de radiosymbolen (rechts boven achter het desbetreffende
buitensensorsymbool ). Dit geeft het zoeken naar radiosignalen aan.
• Zodra het weerstation een sensorsignaal heeft ontvangen, wordt het radiosymbool
permanent samen met de bijbehorende kanaalnummer weergegeven .
• Bij sensors met een kanaalnummer hoger dan 3, druk op de knop
C
(2) om de
status van deze sensors na elkaar in numerieke volgorde op de onderste regel van het lcd-
display (1) weer te geven.
• U kunt ook de knop
C
(2) drukken en deze 2 seconden ingedrukt houden.
Een pieptoon klinkt en het cirkelvormige pijlsymbool verschijnt. De automatische
weergavecyclus is ingesteld. Nu worden alle kanalen waarvan een signaal wordt ontvangen,
in 4-secondenperiode na elkaar weergegeven.
De automatische weergavecyclus is echter slechts instelbaar als er een signaal van
een van de buitensensors met kanaalnummers 4 tot 8 is ontvangen. Zie daarvoor
ook het hoofdstuk "weergaven en functies" onder h) "automatische weergavecyclus".
• Worden na 5 minuten zoeken geen waarde ontvangen, dan gaat het radiosymbool uit
en het kanaalnummer wordt zonder dit weergegeven . De ontvangstpoging is voor deze
sensor mislukt. Het weerstation zoekt daarna niet meer naar nieuwe sensorsignalen.
Verplaats het weerstation en de buitensensor niet tijdens het signaalzoeken en druk
niet op de knoppen van het apparaat.