NL
- 105 -
Voorzichtig!
Om het onbedoeld inschakelen te voorkomen is
de grasmaaier voorzien van een beveiliging (
fi
g.
17, pos. 1), die moet worden ingedrukt voordat
de schakelbeugel (
fi
g. 17, pos. 2) kan worden
geactiveerd. Zodra u de schakelbeugel loslaat,
wordt de grasmaaier uitgeschakeld. Voer deze
procedure meermaals uit om er zeker van te
zijn dat uw toestel correct werkt. Voordat u een
herstelling of onderhoudswerkzaamheid op het
toestel verricht dient u er zich van te vergewissen
dat het mes niet draait en het toestel gescheiden
is van het net.
Waarschuwing! Open de uitwerpklep nooit
als de opvanginrichting leeg wordt gemaakt
en de motor nog draait. Het roterende mes
kan verwondingen veroorzaken.
Maak de uitwerpklep of de grasopvangzak steeds
zorgvuldig vast. Als u die wilt verwijderen, moet u
voordien de motor stopzetten.
De door de geleidestangen gegeven veiligheid-
safstand tussen meskooi en gebruiker dient
steeds in acht te worden genomen. Tijdens het
maaien en veranderen van rijrichting op bermen
en hellingen dient u bijzonder voorzichtig te werk
te gaan. Let op een veilige stand, draag schoenen
met slipvaste zolen met stroef pro
fi
el en een lan-
ge broek.
Maai steeds dwars over de helling. Op hellingen
van meer dan 15° mag om veiligheidsredenen het
gras niet met de maaier worden afgereden.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit bewe-
gen en trekken van de maaier. Struikelgevaar!
Instructies voor het correct maaien
Voor het gras afrijden is een overlappende werk-
wijze aan te bevelen.
Maai enkel met een scherp en intact mes zodat
de grashalmen niet uitrafelen en het gazon niet
geel wordt.
Om een keurig maaipatroon te bereiken leidt u
de maaier in zo recht mogelijke banen. De banen
moeten elkaar steeds overlappen met enkele
centimeters, zodat er geen stroken blijven staan.
Hoe vaak moet worden afgereden hangt in prin-
cipe ervan af hoe snel het gras groeit. In de hoof-
dgroeiperiode (mei – juni) twee keer per week,
anders eenmaal per week. De maaihoogte moet
tussen 4 en 6 cm liggen en het gras moet 4 tot 5
cm groeien voordat u het opnieuw afrijdt. Mocht
het gras ooit wat langer worden, maak dan ach-
teraf niet de fout het gras direct in één keer op de
normale hoogte terug te snijden. Dit schaadt het
gazon. Snij dan nooit meer dan de helft van de
grashoogte terug.
De onderkant van het koetswerk van de maaier
schoon houden en afgezet gras zeker verwijde-
ren. Afgezet materiaal bemoeilijkt het starten,
doet afbreuk aan de maaikwaliteit en belemmert
het uitwerpen van het gras.
Op hellingen moet de maaibaan steeds dwars
over de helling verlopen. Het wegglijden van de
maaier kan door schuin omhoog verplaatsen wor-
den voorkomen.
Kies de maaihoogte al naargelang de werkelijke
lengte van het gras. Rijd het gras in meerdere
beurten af, zodat het gazon per beurt maximaal 4
cm korter wordt gereden.
Voordat u eender welke controles aan het mes
uitvoert zeker de motor afzetten. Denk eraan
dat het mes na het afzetten van de motor nog
enkele seconden blijft draaien. Probeer nooit om
het mes te stoppen. Controleer regelmatig of het
mes correct bevestigd, in perfecte staat en goed
geslepen is. Zo niet, het mes slijpen of vervangen.
Indien het roterende mes een voorwerp raakt,
de maaier uitschakelen en wachten tot het mes
helemaal stilstaat. Controleer vervolgens de toe-
stand van het mes en de meshouder. Indien die
beschadigd zijn moeten ze worden vervangen.
Zodra tijdens het gras afrijden grasresten bli-
jven liggen, moet de opvangkorf leeg worden
gemaakt. Let op! Alvorens de opvangkorf eraf
te nemen de motor afzetten en wachten tot het
maaigereedschap tot stilstand is gekomen.
Om de opvangkorf eraf te nemen tilt u met één
hand de uitwerpklep op en met de andere hand
neemt u de opvangkorf aan het handvat eruit.
Overeenkomstig de veiligheidsvoorschriften valt
de uitlaatklep bij het eraf nemen van de opvang-
korf dicht en sluit de achterste uitwerpopening.
Als daarbij grasresten in de opening blijven han-
gen, trekt u de maaier best ongeveer 1 m terug
om het starten van de motor te vergemakkelijken.
Grasresten in het koetswerk van de maaier en op
het werkgereedschap niet met de hand of de voet
verwijderen, maar met de gepaste hulpmiddelen,
bijv. borstel of handveger.
Anl_GE_CM_36_Li_SPK13.indb 105
Anl_GE_CM_36_Li_SPK13.indb 105
14.09.2021 12:48:27
14.09.2021 12:48:27