50
51
8.2.1
Let erop, dat de batterijen correct geplaatst zijn.
8.2.2
Breng een kleine reflector op de machine-as aan
(afmeting normaliter 6 mm x 25 mm, bij de laseruit
voering ook kleiner).
8.2.3
Start de machine en richt de tachometer op de
reflector.
8.4.2
Houd de AAN-toets ingedrukt. Zet nu het meetwiel
op het bewegende vlak en lees de meetwaarde af.
Let erop, dat het wiel zich verticaal t.o.v. het vlak
bevindt. Het contact mag niet langer dan 10
seconden bestaan.
8.4.3
Na loslaten van de AAN-toets wordt de laatst
gemeten waarde 1 minuut lang aangegeven.
8.4.4
Na het uitschakelen blijft de gekozen meetmodus
voor andere afstandsmetingen ingesteld tot het
apparaat op een andere meetmodus ingesteld
wordt.
8.5
Automatische meetbereikselectie
(alleen bij snelheidsmetingen)
8.5.1
Tijdens de meetprocedure met een van de beide
meettoetsen (UP/DOWN) kan de gebruiker met de
programma-toets kiezen uit automatische en hand-
matige meetbereikselectie. Bij instelling van de
automatische meetbereikselectie verschijnt in het
display het "A"-pictogram.
8.6
Modus voor bepaling van de gemiddelde snelheid
("av"-pictogram)
8.6.1
In de av-meetmodus wordt de gemiddelde snel-
heid uit de laatste 8 snelheidswaarden bepaald.
8.7
Meting van de maximum-/minimumsnelheid (mx, mn)
8.7.1
Kies de gewenste meetmodus, b.v. minimum-
of maximum snelheid.
8.7.2
U kunt nu tijdens de normale werking te allen tijde
een meting uitvoeren.
8.7.3
Houd hiervoor de meettoets in de positie AAN
gedrukt en bedien de programma-toets één keer.
Het apparaat schakelt nu naar de snelmeetmodus
(meetinterval 0,1 seconden). Na opnieuw drukken
op de programma-toets worden de hoogste en
laagste snelheidswaarde bepaald. Na loslaten van
de AAN-toets worden de meetwaarden opgeslagen
en de meetmodus teruggezet. Voor het uitvoeren
van nog een meting herhaalt u de in dit deel
(8.7.3)
genoemde stappen.
8.8
Meting van het toerental (cnt)
8.8.1
Kies de modus zoals beschreven in het deel
"Programmering – instelling van de meetmodus".
8.2.4
Houd de AAN- of UIT-toets voor afstelling van het
apparaat ingedrukt.
8.2.5
Richt de lichtstraal op de reflector en let erop, dat
het symbool "on-target” getoond wordt of gelijk-
matig knippert.
8.2.6
Lees het toerental per minuut af; bij loslaten van de
toets wordt de laatst gemeten waarde getoond.
8.2.7
De laatst afgelezen omw/min-waarde wordt 1
minuut lang aangegeven.
8.2.8
Zet het apparaat met de AAN-schakelaar terug op
nul of voer een volgende meetprocedure uit.
8.3
Toerentalmeting met contactadapter
(in omw/min of omw/sec)
8.3.1
Bevestig de contactadapter op de tachometer. Let
erop, dat de contactadapter goed vastklikt.
8.3.2
Start de machine en zorg ervoor, dat het contact-
vlak in de uitsparing van de machine-as schoon is
(wiel kan verwijderd worden).
8.3.3
Breng de contactverbinding met behulp van de
rubber pen tot stand en druk de rubber pen gelijk-
matig op het vlak. Het apparaat moet nauwkeurig
in één lijn liggend op de machineas uitgericht zijn.
Het contact mag niet langer dan 10 seconden
bestaan.
8.3.4
Houd de betreffende meettoets (UP of DOWN)
ingedrukt en lees de snelheid af.
8.3.5
Na loslaten van de AAN-schakelaar wordt de afge-
lezen waarde automatisch 1 minuut lang aangege-
ven, voordat het apparaat uitschakelt.
8.4
Afstandsmeting met contactadapter
(in meters, yards, feet enz.)
8.4.1
Bevestig de contactadapter zoals hierboven
beschreven.
BAL Ex-Tacho 10-105x235 20.08.2003 15:21 Uhr Seite 50