83
Nederlands
Wanneer de waterontharder in een kelder geïnstalleerd wordt, kan de overloop naar een boiler
gevoerd worden. De overloopslang niet opheffen.
5. Elektrische aansluitingen:
Uit veiligheidsredenen en ook om de installatie eenvoudiger te maken, wordt uw waterontharder met
laagspanning via een stekker op een transformator bedreven. Deze gelijkstroomtransformator moet op
een uitschakelbare netstroomcontactdoos aangesloten zijn.
6. Het vullen van de ruimte voor zout water, zoutgebruik en zoutalarm:
Vul nu de daarvoor voorziene ruimte met het waterontharderzout. Gebruik de „care cubes“ (zout in
tablet vorm) of blokzout (UK) van uw lokale handelaar. Bij gebruik van zout: uw waterontharder kan
alleen correct werken wanneer het voorraadreservoir tijdens het regeneratieproces zout bevat. Daarom
is het noodzakelijk dat het zoutpeil niet tot onder 15 cm daalt (gemeten vanaf de bodem van de ruimte
voor zout water tot het zoutvulpeil).
7. Mengcontrole:
Alle apparaten zijn in de fabriek ingesteld om zacht water te produceren. Belangrijk: Wanneer u
minder zacht water wenst, draai dan de mengknoop aan de linkerkant van het ventiel tegen de richting
van de klok in tot u de gewenste waterhardheid bereikt.
8. De waterhardheid in uw regio controleren:
De waterhardheid kan variëren naargelang de regio. Om de hardheid van het water, dat naar uw
water ontharder gevoerd moet worden (niet onthard toestroomwater) te bereken gebruikt u de meegele-
verde hardheidset.
Vul de meegeleverde staalfles tot aan de markering met ruw water van de te onderzoeken harde
waterkraan.
Voeg de tabellen, een voor een, bij de staaloplossing, tot een kleurverandering (van wijnrood naar
blauw) zichtbaar is.
Schud de staalfles telkens nadat een nieuw tablet toegevoegd wordt, en tel het aantal gebruikte
tabletten.
Gebruik de gegevenstabel, die in uw hardheidtest vervat is, en vergelijk het aantal gebruikte
tabletten met de hardheidsgraad.
9. Eerste inbedrijfstelling:
Controleer of de toe- en afvoerleidingen en koppelingen correct verbonden zijn, m.a.w. toevoerlei-
ding op toevoerleiding en afvoerleiding op afvoerleiding.
De plaatsing van het bypassventiel (zie pagina 29) moet open zijn zoals in het voorbeeld: de in- en
uitlaatventielen (E),(C) werden gesloten
Controleer: Is het bypass ventiel (D) open
Controleer: Is het hoofdafsluitventiel (F) open?
Controleer of het voorraadreservoir (G) regeneratiezout bevat.
Controleer of de waterontharder met de afvoer verbonden is (J) en de overloopleiding aangesloten
is. Belangrijk: De afvoer en de overloop mogen niet met elkaar verbonden zijn: Open voorzichtig
het inlaatventiel (C) zodat water naar het harsreservoir kan stromen.
Schakel de stroom IN (ON) en luister hoe het ventiel zachtjes in de startpositie inklikt. Wanneer het
positioneerproces beëindigd is (wat tot 5 minuten kan duren) hoort u hoe het ventiel klikt omdat het
ventiel, als eerste stap van het programmeerproces, zijn startpositie bereikt heeft.
Sluit het bypass ventiel (D).
Open voorzichtig het uitlaatventiel (E).
Zoek naar eventuele lekkages, en dicht deze indien nodig.
Uw waterontharder is nu in bedrijf en u kunt beginnen met de ventielprogrammering, zoals beschre-
ven in de volgende paragraaf van deze gebruiksaanwijzing.
4
6