Nederlands–9
3 609 929 977 • (04.10) T
Aansluiting van de persluchtvoorziening aan
het gereedschap
Schroef de slangnippel
1
in het aansluitstuk op de
luchtingang
19
.
Ter voorkoming van beschadigingen aan inwendige
ventieldelen van het gereedschap dient u bij het in- en
uitdraaien van de slangnippel
1
het uitstekende aan-
sluitstuk van de luchtingang
19
met een steeksleutel
(22 mm) tegen te houden.
Maak de slangklemmen
20
van de maximaal 4 meter
lange luchttoevoerslang
23
los en bevestig de lucht-
toevoerslang over de slangnippel
1
met de slangklem
door deze stevig vast te draaien.
Bevestig de luchttoevoerslang 23 altijd eerst aan
het gereedschap en vervolgens aan de verzor-
gingseenheid.
Stulp de luchttoevoerslang
23
over de koppelingsnip-
pel
24
en bevestig de luchttoevoerslang door de
slangklem
20
stevig vast te draaien.
Schroef in de luchtuitgang van de verzorgingseenheid
26
een automatische slangkoppeling
25
. Met automa-
tische slangkoppelingen kan snel een verbinding tot
stand worden gebracht en wordt de luchttoevoer bij
het loskoppelen automatisch onderbroken.
Let erop dat u het gereedschap niet per ongeluk in-
schakelt wanneer u de koppelingsnippel
24
in de kop-
peling
25
steekt.
5 GEBRUIK
Onderbreek de persluchttoevoer voordat u het
gereedschap instelt, toebehoren wisselt of bij
een langdurige onderbreking van de werkzaam-
heden.
Deze voorzorgsmaatregel voorkomt onbe-
doeld inschakelen van het gereedschap.
De haakse slijpmachine wordt geleverd met be-
schermkap, steun- en spanflens en met instelgereed-
schap (pen- en steeksleutel), maar zonder inzetge-
reedschap.
Gebruik inzetgereedschap alleen voor de gead-
viseerde toepassingsmogelijkheden.
Gebruik bij-
voorbeeld een doorslijpschijf nooit om af te bramen.
Het hoogst toegestane toerental
van het inzetgereedschap moet
minstens even hoog zijn als het
maximale toerental dat op het
persluchtgereedschap is aangege-
ven.
Toebehoren dat sneller draait dan
is toegestaan, kan onherstelbaar wor-
den beschadigd.
Slijp-, doorslijp- en afbraamschijf
Neem de afmetingen van de slijpschijven
10
in acht.
Bijvoorbeeld 125 x 6 x 22,2 mm betekent een buiten-
diameter van 125 mm, een dikte van 6 mm en een in-
wendige gatdiameter van 22,2 mm. De inwendige gat-
diameter moet bij de draagflens
11
passen. Gebruik
geen reduceerstukken of adapters.
Inzetten
Nadat u de bescherm-
kap
13
heeft gemon-
teerd (zie
Bescher-
mingsvoorzieningen
monteren
), plaatst u
de draagflens
11
op
de uitgaande as
14
.
Let erop dat er in de
draagflens
11
op de
centreerkraag een on-
beschadigde O-ring is
geplaatst. Als de O-ring ontbreekt of beschadigd is,
moet deze beslist worden vervangen voordat er een
slijpschijf wordt gemonteerd.
De O-ring wijst in de
richting van de slijp-
schijf. Plaats eerst de
slijp-, doorslijp- of af-
braamschijf
10
met de
zijde met het opschrift
naar beneden op de
uitgaande as
14
.
Schroef vervolgens de
spanflens
9
zodanig
op de schroefdraad
van de uitgaande as dat de middelste uitsparing van
de spanflens naar u toe wijst. Schroef de spanflens
9
met de pensleutel
8
vast terwijl u de uitgaande as
14
tegenhoudt met de steeksleutel
17
op het sleutelvlak
van de as.
Controleer of het slijpgereedschap juist is ge-
monteerd en vrij kan draaien.
26
25
24
1
19
20
23
13
14
17
11
8
17
10
14
9
bu_3609929977_t.fm Seite 9 Montag, 11. Oktober 2004 12:17 12