08/ 2008
BENNING MM 1
54
van de multimeter BENNING MM 1 ligt t.o.v. aarde, mag maximaal 600 V
bedragen.
8.2.1 Spanningsmeting
- Kies met de draaiknop
4
de gewenste te meten spanningssoorte
- Eventueel met "Range-toets" het gewenste spanningsbereik instellen.
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus
6
van
de BENNING MM 1.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V,
Ω, µA
5
van
de BENNING MM 1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpun-
ten van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1.
Zie fig. 2:
meten van gelijkspaning.
Zie fig. 3:
meten van wisselspanning.
8.3 Gelijkstroommeting
- Kies met de draaiknop
4
de gewenste instelling (µA) .
- Eventueel met "Range-toets" het gewenste bereik instellen.
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus
6
van
de BENNING MM 1.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V,
Ω, µA
5
van
de BENNING MM 1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpun-
ten van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1.
Zie fig.4:
meten van gelijkstroom.
8.4 Weerstandsmeting
- Kies met de draaiknop
4
de gewenste instelling (
Ω
)
- Eventueel met "Range-toets" het gewenste spanningsbereik instellen.
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus
6
van
de BENNING MM 1.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V,
Ω, µA,
5
van
de BENNING MM 1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpun-
ten van het circuit en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1.
Zie fig. 5:
weerstandsmeting
8.5 Doorgangstest met akoestisch signaal
- Kies met de draaiknop
4
de gewenste instelling
, .
- Stel met de "Range-toets" de gewenste functie
in (buzzer)
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus
6
van
de BENNING MM 1.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V,
Ω, µA
5
van
de BENNING MM 1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de meetpunten van
het circuit. Indien de gemeten weerstand in het circuit tussen de twee de con-
tactbussen kleiner is dan 20
Ω
, wordt een akoestisch signaal afgegeven.
- Met de "Range-toets" kan er gewisseld worden tussen de functies "door-
gangstest" en "diodecontrole" .
Zie fig. 6:
doorgangstest met zoemer.
8.6 Diodecontrole
- Kies met de draaiknop
4
de gewenste instelling
,
- Stel met de "Range-toets" de gewenste functie
in (diode) .
- Het zwarte veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de COM-contactbus
6
van
de BENNING MM 1.
- Het rode veiligheidsmeetsnoer inpluggen in de contactbus V,
Ω, µA
5
van
de BENNING MM 1.
- Leg de meetpennen van de veiligheidsmeetsnoeren aan de aansluitpun-
ten van de diode en lees de gemeten waarde af in het display van de
BENNING MM 1.
- Voor een normale, in stroomrichting gemonteerde Si-diode wordt een
stroomspanning van 0,500 V tot 0,900 V aangegeven. De aanduiding
"000 V" wijst op een kortsluiting in de diode, de aanduiding ca. "1,5 V" geeft
een onderbreking in de diode aan.
- Bij een in sperrichting gemonteerde diode wordt ca."1,5 V" aangegeven. Bij
een defekte diode wordt "000 V" of een andere waarde aangegeven.
Zie fig. 7:
diodecontrole