
21
12. Pak de tracheale flens van de stemprothese vast met een ongetande vaatklem, draai de prothese
tot in de juiste stand en knip de veiligheidsband door (afb. 2.12).
2.2.2 Secundaire punctie en protheseplaatsing
www.atosmedical.com/secondary-puncture-and-prosthesis-placement
De met de Provox Vega Puncture Set meegeleverde Pharynx Protector (afb. 1.1) wordt bij een
secundaire punctie niet gebruikt.
1. Kies een instrument (bijvoorbeeld een starre endoscoop) dat kan functioneren als:
a. protector wanneer de naald de tracheo-oesofageale wand doorboort, en
b. geleider voor het correct lokaliseren van de TE-punctie, en
c. hulpmiddel voor het veilig doorvoeren van de voerdraad wanneer deze via de
farynx uit de mond wordt gevoerd.
Introduceer het instrument in de oesofagus (afb. 3.1).Als er een endotracheale tube in situ is, moet
deze worden verwijderd als de tube goede dilatatie en integrale plaatsing van de stemprothese
hindert.
LET OP:
Verifieer altijd dat het voor farynxprotectie geselecteerde instrument een lumen heeft
voor het veilig doorvoeren van de voerdraad. Anders bestaat er risico op (sub)mucosaal letsel.
2. Verifieer de juiste locatie van het instrument door de trachea op de beoogde punctieplaats te
palperen. Voor aanvullende visuele en/of getransillumineerde geleide kan een flexibele endoscoop
worden gebruikt (afb. 3.2).
3. Breng de punctienaald op de juiste punctieplaats (ongeveer 8 – 10 mm van de rand van het
tracheostoma) in tot de tip van de naald de binnenwand van het instrument bereikt (afb. 3.3).
4. Steek de voerdraad in het opzetstuk van de punctienaald. Duw de voerdraad in de naald en
door het lumen van het instrument tot de draad ongeveer 20 cm uit het distale uiteinde van het
instrument steekt (afb. 3.4).
WAARSCHUWING:
Verifieer altijd dat de voerdraad via het lumen van het voor farynxprotectie
gekozen instrument naar buiten komt. Anders bestaat er risico op (sub)mucosaal letsel en moet de
procedure worden overgedaan (zie “Complicaties en oplossen van problemen” en de instructies
onder “Herladen van de punctieset”).
5. Verwijder de punctienaald (afb. 3.5).
LET OP:
Verwijder altijd de naald voordat het instrument wordt verwijderd. Anders bestaat er
risico op beschadiging van het oesofagusweefsel.
6. Verwijder het voor farynxprotectie gebruikte instrument. De procedure mag pas worden voortgezet
wanneer alleen de voerdraad nog in situ is (afb. 3.6).
7. Steek de voerdraad vanaf de craniale kant in het nauwe uiteinde van de punctiekanaaldilatator en duw
de voerdraad op tot de draad ongeveer 10 cm uit de uitgangsopening van de punctiekanaaldilatator
steekt (afb. 3.7).
8. Pak de tip van voerdraad vast en steek die in de opening naast de uitgangsopening van de
punctiekanaaldilatator (afb. 3.8).
9. Zet de voerdraad vast door aan de draad uit het nauwe uiteinde van de punctiekanaaldilatator te
trekken en controleer of de draad goed aan de punctiekanaaldilatator vastzit (afb. 3.9).
LET OP:
Controleer of de voerdraad stevig vastzit in de draadgrendel van de punctiekanaaldilatator.
Als de voerdraad niet stevig in de draadgrendel vastzit dan kan de voerdraad loskomen van de
punctiekanaaldilatator. De punctiekanaaldilatator kan dan in de oesofagus terechtkomen en met
extra instrumenten (zoals een laryngeale tang) moeten worden verwijderd.
10. Dilateer de punctieplaats door de voerdraad voorzichtig met een continue, vloeiende beweging
door de punctieplaats te trekken tot het dikke uiteinde van de punctiekanaaldilatator het
punctiekanaal gepasseerd is. Ondersteun het tracheo-oesofageale weefsel tijdens het dilateren
(bijvoorbeeld met twee vingers) om de dilatatiekracht te verkleinen. Pak de voerdraad stevig
vlakbij de punctiekanaaldilatator vast om het dilateren zo goed mogelijk te kunnen sturen (afb.
3.10).
LET OP:
Dilatatie en integrale plaatsing van de stemprothese dienen in anterieur-caudale
richting met beperkte laterale beweging te worden uitgevoerd om de op de tracheo-oesofageale
wand uitgeoefende kracht te beperken.
11. Trek in dezelfde continue, vloeiende beweging de voerdraad, punctiekanaaldilatator en de lus
van de punctiekanaaldilatator door de punctie. De tracheale flens van de stemprothese wordt
gevouwen door de lus van de punctiekanaaldilatator terwijl de lus over de flens en door de punctie
wordt getrokken. De tracheale flens ontvouwt zich in de trachea wanneer hij vrijkomt uit de lus
(afb. 3.11).
Stop onmiddellijk met trekken wanneer de tracheale flens uit de lus van de punctiekanaaldilatator
is vrijgekomen. Als de tracheale flens zich niet volledig ontvouwt dan kan de flens op zijn plaats
verdraaid worden met behulp van twee ongetande vaatklemmen.
12. Pak de tracheale flens vast met een ongetande vaatklem, draai de prothese tot in de juiste stand
en knip de veiligheidsband door (afb. 3.12).
2.2.3 Herladen van de punctieset
www.atosmedical.com/reload-of-the-puncture-set
LET OP:
De Provox Vega Puncture Set mag niet worden herladen als de veiligheidsband van de
stemprothese bij de eerste plaatsingspoging doorgeknipt of beschadigd is.
De Provox Vega Puncture Set kan worden herladen als de procedure moet worden overgedaan.
Het systeem herladen:
1. Duw de voerdraad door het nauwe uiteinde van de punctiekanaaldilatator op tot de voerdraad
loskomt van de draadgrendel (afb. 4.1 – 4.2).
2. Trek de voerdraad uit de punctiekanaaldilatator (afb. 4.3).
3. Herlaad de Vega stemprothese in de lus van de punctiekanaaldilatator (afb. 4.4).
WAARSCHUWING:
De veiligheidsband en de tracheale flens van de stemprothese moeten
op de band van de punctiekanaaldilatator en de draadgrendel gericht zijn wanneer de prothese
in de lus van de punctiekanaaldilatator wordt gebracht (afb. 4.4).
4. De voerdraad kan zo nodig worden gestrekt om het opnieuw inbrengen te vergemakkelijken.
5. Ga verder volgens “2.2 Gebruiksinstructies”.
2.3 Reiniging en sterilisatie
De chirurgische onderdelen van de punctieset en de stemprothese worden steriel (gesteriliseerd met
ETO) geleverd. Ze zijn uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik en mogen NIET worden gereinigd
of opnieuw worden gesteriliseerd.
Na plaatsing moet de stemprothese regelmatig door de patiënt worden gereinigd, waarbij de
prothese in situ blijft (zie “Onderhoud van de prothese” hieronder).
Unregistered
copy