457290_b
87
Bediening
5.4
Automatische kalibratierun uitvoeren
Zet het apparaat op de beginstand (10)
1. Zet het apparaat binnen het maaioppervlak
op de beginstand:
■
min. 1 m links en 1 m voor het basisstati-
on
■
met de voorkant op de begrenzingskabel
uitgelijnd
Kalibratierun starten
1. Controleer dat er binnen het te voorspellen
bewegingsgedeelte van het apparaat geen
obstakels aanwezig zijn. Het apparaat moet
met beide voorwielen over de begrenzingska-
bel heen kunnen rijden. Verwijder obstakels
indien nodig.
2.
Apparaat starten. Op het display
wordt weergegeven:
■
"
! Waarschuwing! Aandrijving
start
"
■
"
Kalibreren
", "
Fase [1]
"
Tijdens de kalibratierun
Het apparaat rijdt voor de bepaling van de sig-
naalsterkte binnen de begrenzingskabel eerst
twee keer over de begrenzingskabel heen en ver-
volgens naar het basisstation en blijft daar stil-
staan.
■
Op het display wordt de melding
"Kalibra-
tie voltooid"
gegeven.
■
De accu wordt opgeladen.
OPMERKING
Het apparaat moet bij het binnenrijden in
het basisstation blijven staan. Als het
apparaat bij het binnenrijden in het ba-
sisstation de contacten niet raakt, rijdt
het verder langs de begrenzingskabel.
Als het apparaat niet door het basisstati-
on rijdt is de kalibratieprocedure mislukt.
In dat geval moet het basisstation beter
uitgelijnd en de kalibatieprocedure her-
haald worden.
Na de kalibratie
De vooraf ingestelde actuele maaitijd wordt aan-
gegeven.
Voor alle andere instellingen zie
Hoofdstuk 7 "In-
.
6
BEDIENING
6.1
Apparaat met de hand starten
1.
Apparaat inschakelen.
Voor randen maaien buiten de planning: zie
Hoofdstuk 7.4 "Randen maaien bij handmati-
ge start", pagina 89
2.
Apparaat met de hand starten.
6.2
Maaiwerking staken
■
toets op het apparaat indrukken.
Het apparaat rijdt automatisch naar het ba-
sisstation. Het wist het maaiprogramma van
de actuele dag en start de volgende dag
weer op het ingestelde tijdstip.
■
toets op het apparaat indrukken.
De maaiwerking wordt gedurende een half
uur onderbroken.
■
toets op het apparaat indrukken.
Het apparaat wordt uitgeschakeld.
OPMERKING
In gevaarlijke situaties kan het apparaat
met de STOP-toets (09/2) worden ge-
stopt.
6.3
Nevenoppervlak maaien (01/NF)
1. Apparaat optillen en met de hand op het ne-
venoppervlak plaatsen.
2.
Apparaat inschakelen.
3.
Hoofdmenu oproepen.
4.
*
"
Instellingen
"
5.
*
"
Nevenoppervlak maaien
"
6. Maaitijd met
selecteren.
7.
Apparaat met de hand starten.
Afhankelijk van de instelling: Het apparaat maait
gedurende de ingestelde tijd en schakelt vervol-
gens uit of maait verder tot de accu leeg is.
Na het maaien van het nevenoppervlak het appa-
raat weer met de hand in het basisstation plaat-
sen.
Содержание Solo Robolinho 110
Страница 4: ...4 Robolinho 1100 110 03 04 05 1 2 3 2 1 2 3 4 6 5 5 7 6 2 1 3 5 4 8 6 7 9 7...
Страница 7: ...457290_b 7...
Страница 375: ...457290_b 375 EY vaatimustenmukaisuusvakuutus...