Instelmogelijkheden (voor daarvoor gekwalificeerd personeel)
12
4.4
Beensteunen instellen
Onderbeenlengte instellen (fig 4.6).
1. Draai de bout los.
2. Schuif de voetplaat in de gewenste
stand.
3. Draai de bout vast.
Zorg dat er onder de voetplaat
voldoende ruimte is om over
obstakels te kunnen rijden.
Hoek van de voetplaat instellen (fig
4.7)
1. Draai de bout los.
2. Draai de voetplaat in de gewenste
stand.
3. Draai de bout vast.
Beensteunen breedte (fig 4.4)
Zie hoofdstuk 4.2
Zitdiepte d.m.v. beensteundiepte (fig
4.8).
1. Draai de bout enkele slagen los met.
2. Schuif de beensteunhouder in de
gewenste stand.
3. Draai de bout vast.
Zorg dat de zwenkwielen de
voetplaten niet raken bij het
manoeuvreren. Als dit wel gebeurt,
moeten de beensteunen verder naar
voren worden ingesteld. Er moet
minimaal 1 cm ruimte zijn tussen de
zwenkwielen en de voetplaten.
Zorg ervoor dat de ophangbeugel niet
hinderlijk in de knieholte duwt. Als dit
wel gebeurt, moet de zitting verder
naar voren worden geplaatst.
Figuur 4.6
Figuur 4.7
Figuur 4.8