SEM-1
3043754_201508
45
Opstelling / Montage
Opstelling
De zonneboiler mag alleen in een vorstvrije ruimte worden opgesteld. Is dit niet het
geval dan moeten bij vorstgevaar de boiler en alle watervoerende appendages en
aansluitleidingen worden geleegd!
IJsvorming in de installatie kan tot lekkages en ernstige beschadiging van de
boiler leiden!
Bij het leegmaken van de installatie kan heet water uittreden en verwondingen,
in het bijzonder verbrandingen veroorzaken!
De boiler moet zo worden geïnstalleerd, dat voldoende ruimte voor onderhoud en
reparaties beschikbaar is, bovendien moet de
ondergrond over de nodige draag
-
vermogen beschikken!
Warmte-isolatie
De isolering van de boiler moet voor het leggen van de leidingen worden aangebracht!
Vuur, soldeervlam resp. lasbrander niet in de buurt van de isolatie brengen.
Opgelet: Brandgevaar!
Drinkwaterfilter
Aangezien ingespoelde vreemde voorwerpen, appendages enz. verstoppen en corrosie
in de leidingen veroorzaken is het aangeraden een drinkwaterfilter in de toevoerleiding
voor het koude water te installeren.
Attentie
Drukregelaar
De inbouw van een drukverminderingsventiel wordt aangeraden. De toegelaten be-
drijfsdruk van de zonneboiler bedraagt 10 bar voor het tapwater. Indien het toevoer-
netwerk met een hogere druk bedreven wordt dan moet een drukverminderingsventiel
ingebouwd worden.
Een overschrijding van de maximaal toelaatbare bedrijfsdruk kan tot lekkage en
ernstige beschadigingen van de boiler leiden!
Om de stroomgeluiden in gebouwen te verminderen moet de leidingdruk op ongeveer
3,5 bar ingesteld worden.
De zonneboiler moet zodanig geïnstalleerd worden dat hij zonder demontage geledigd
kan worden.
Lediging
Warm-koudwateraansluing
zonneboiler
Bij de installatie van de leidingen isolatie aanbrengen.
De zonneboiler moet volgens het leidingschema op pagina 44 worden aangesloten. Er
mag enkel en alleen een componentgetest veiligheidsventiel gebruikt worden. Tussen
zonneboiler en veiligheidsventiel mag geen afsluitvoorziening worden ingebouwd.
Indien de warm- en koudwaterverbindingen aan de boiler met niet-metallische
buizen worden verbonden, moet de boiler geaard worden.
Het inbouwen van vuilopvanginrichtingen of andere vernauwingen in de verbindings-
leiding tussen zonneboiler en veiligheidsventiel is niet toegestaan.
De minimale aansluitdiameter van het veiligheidsventiel moet DN20-¾" bedragen.
De uitblaasleiding moet tenminste in de grootte van de uitlaatdwarsdoorsnede van
het veiligheidsventiel uitgevoerd zijn, en mag ten hoogste 2 bochten vertonen en een
maximum lengte van 2 m hebben. Indien omwille van dwingende redenen 3 bochten
of een lengte tot 4 m nodig is, dan moet de volledige uitblaasleiding één nominale
breedte groter uitgevoerd zijn. Meer dan 3 bochten evenals een lengte groter dan 4 m
niet toegelaten. De uitblaasleiding moet met verval gelegd zijn. De afloopleiding achter
de aflooptrechter moet tenminste de dubbele dwarsdoorsnede van de ingang van het
ventiel vertonen. In de buurt van de uitblaasleiding van het veiligheidsventiel, en nóg
doeltreffender op het veiligheidsventiel zelf, moet een waarschuwingsbord met de
volgende tekst aangebracht worden :
“Tijdens de verwarming loopt –om veiligheidsredenen - water uit de uitblaaslei
-
ding ! Niet sluiten!”
Bij de keuze van het installatie-zijdige installatiemateriaal moet op de technische regels
en op eventueel mogelijke elektrochemische processen worden gelet (menginstallatie)!
De boiler kan van een aanvullende elektrische verwarming worden voorzien, deze is
uitgevoerd met een veiligheidstemperatuurbegrenzer. Deze schakelt bij foutieve werking
de verdere verwarming bij max. 110° C uit.
De betreffende aansluitcomponenten moeten voor deze temperatuur zijn ontwor
-
pen, of de temperatuur moet m.b.v. een mengventiel worden begrensd!
Bij tapwatertemperaturen boven 60°C wordt gewoonlijk aangeraden, deze m.b.v. een
mengventiel op 60°C te begrenzen!
Heet water kan verwondingen, in het bijzonder verbrandingen veroorzaken!
Attentie
Attentie
Attentie
Attentie