D: Gebruiksstand
Houd de multimeter altijd zo vast dat u het LCD-scherm goed kunt
lezen resp. de digitale weergave naar boven is gericht. Voor een
duidelijke aflezing als u de multimeter neerzet, is het apparaat aan
de onderzijde voorzien van een uitklapbare standaard.
Uitvoeren van metingen
A Spanningsmeting (DC, AC)
Let op!
De max. toelaatbare ingangsgrootheden mogen nooit worden
overschreden, ook niet bij de meting van rimpelspanningen
(bijv. bromspanning). Max. 1000 VDC resp. 750 VAC rms.
Raak geen schakelingen of schakeldelen aan, wanneer u hoge-
re spanningen meet dan 25 VAC rms of 35 VDC.
Voor het meten van spanningen gaat u als volgt te werk (zie ook de
afbeeldingen):
1. Stel de draaischakelaar in op V~/-.
2. Stel met de toets "SELECT" de spanningssoort in, AC of DC.
3. Sluit de zwarte meetdraad aan op de COM-bus en de rode meet-
draad op de "HzV
Ω
"-bus.
4. Sluit de meetstiften nu aan op het meetobject (belasting, schake-
ling, enz.). De meetspanning wordt weergegeven.
De ingangsweerstand (impendantie) bedraagt in het mV–gebied ca.
4000 M
Ω
, in de overige gebieden (automatische overschakeling) 10
M
Ω
, bij een ingangscapaciteit van minder dan 100 pF. Wanneer
voor de betreffende meetwaarde een "–" – (minus) teken te zien is,
is de gemeten (gelijk-)spanning negatief of de meetdraden zijn ver-
wisseld.
80