162
12. Multimeter meetmodus
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schake-
lingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V/ACrms of 70 V/DC kunnen voorkomen!
Levensgevaar!
Het meten is alleen mogelijk als het accu- en zekeringsvak gesloten is.
Controleer voor het begin van de metingen de aangesloten meetkabels op beschadigingen zoals
bijv. sneden, scheuren of geplette segmenten. Defecte meetkabels mogen niet meer worden ge-
bruikt! Levensgevaar!
Controleer de juiste meetfunctie voor elke meting voordat u met de multimeter gaat werken. Voer
altijd eerst een meting uit op een bekende meetbron en controleer de juiste weergave. Een storing
van de multimeter kan een levensbedreigende situatie voor de gebruiker veroorzaken. Als er een
storing is, controleert u de multimeter en neemt u zo nodig contact op met een specialist om het
apparaat te controleren.
Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast boven de voelbare handgreepmarkeringen.
Er mogen altijd alleen de twee voor het meten benodigde meetkabels op het meetapparaat aange-
sloten zijn. Verwijder om veiligheidsredenen alle ongebruikte meetkabels van het meetapparaat.
Metingen van stroomcircuits met wisselspanningen hoger dan 33 V of gelijkspanningen hoger dan
70 V mogen alleen worden uitgevoerd door deskundigen of door mensen die vertrouwd zijn met de
geldende voorschriften en de eruit voortvloeiende gevaren.
Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden.
In sommige meetfuncties wordt een staafdiagram weergegeven. Het staafdiagram geeft de gemeten waar-
de als analoge balkaanduiding weer en geeft een overzicht met betrekking tot de huidige meetbereik.
a) Meetapparaat aan- en uitzetten
Zet de draaiknop (6) op de gewenste meetfunctie.
De meetbereiken worden behalve bij de stroommeetbereiken automatisch op het beste weergavebereik ingesteld.
Begin de stroommetingen altijd op het hoogste meetbereik en schakel indien nodig om naar een lager meetbereik.
Verwijder voor het omschakelen altijd de meetkabels van het te meten object.
Zet de draaiknop op “OFF” om het apparaat uit te schakelen. Zet het meetapparaat altijd uit wanneer u het niet
gebruikt.
Sluit de meetkabels bij opslag bij voorkeur aan op de hoogohmige meetbussen COM en V. Dit kan een eventuele
verkeerde bediening voorkomen wanneer het apparaat later weer wordt gebruikt.
Plaats om het meetapparaat te kunnen gebruiken eerst het meegeleverde accupack opgeladen en al erin.
Het laden en plaatsen van het accupack wordt beschreven in het hoofdstuk “De accu laden en plaatsen”.