35
Bij aansluiting op een centrale watervoorziening (nationaal of
lokaal) moet een waterdrukregelaar worden gebruikt, om te
voorkomen dat hogere drukwaarden dan 2,8 bar in de boiler
kunnen ontstaan.
Breng de waterslangen zo kort en knikvrij als mogelijk aan.
Alle slangverbindin gen (ook koudwaterslangen) moeten met
slangklemmen worden vastgezet! Door verwarming van
het water en de daaruit voortvloeiende uitzetting kan tot het
activeren van de veiligheidsklep in de FrostControl een druk
tot 3,8 bar optreden (ook bij dompelpompen mogelijk).
Voor bevestiging van de slangen op wand of bodem zijn
slangklemmen SC (art.-nr. 40712-01) geschikt. Deze slang-
klemmen maken vorstveilige aanleg van de waterslangen op
de warmeluchtverdelingsbuis van de kachel mogelijk.
Om een volledige lediging van de waterinhoud en een
duurzame afdichting van de waterslangen op het toestel
te garanderen, moeten steeds de meegeleverde haakse aan-
sluitingen (27 + 28) worden gebruikt!
De haakse aansluiting (28 – met ontluchtingsklep) wordt aan-
gesloten op de bovenste warmwateraansluiting en de tweede
haakse aansluiting (27) op de onderste koudwateraansluiting.
Alle waterleidingen met afschot naar de FrostControl
aanleggen!
U kunt in geval van vorstschade geen
aanspraak maken op de garantie!
Montage FrostControl (veiligheids-/aftapklep)
De FrostControl moet in onmiddellijke nabijheid van het
toestel in de verwarmde ruimte op een voor de gebruiker
goed toegankelijke plaats worden gemonteerd. Let erop dat
de draaischakelaar (30) en de drukknop (31) bediend kunnen
worden.
Bij de keuze van de plaats moet u erop letten dat de FrostControl
(24) niet in de omgeving van vreemde warmtebronnen (bijv.
elektrische apparaten) of direct naast warmeluchtbuizen wordt
gemonteerd!
Laat de waterafloop direct naar buiten plaatsvinden op een
tegen spatwater beschermde plaats (breng zo nodig een
spatscherm aan).
30
25
23
31
31
24a
24
Gat met Ø 18 mm in de voertuigbodem boren. Evacuatieslang
(24a) op de evacuatie-aansluiting schuiven en beide door de
bodem steken en naar buiten leiden. De luchtruimte tussen
afvoerslang en boorgat van onder met kneedbaar carosseriekit
afdichten. Frostcontrol met 2 schroeven B 5,5 x 25 (in de leve-
ring inbegrepen) bevestigen.
Waterleidingen aanleggen
Koudwatertoevoer (23) op de FrostControl (24) aansluiten. Om
een storingsvrij functioneren van de veiligheids-/aftapklep te
garanderen, moeten de waterslangen spanningsvrij worden
aangelegd!
45º
20 mm
32
27
28
29
Haakse aansluiting (27) op koudwateraansluitleiding en
haakse aansluiting met geïntegreerde ontluchtingsklep (28)
tot de aanslag van de warmwateraansluitleiding van de
kachel schuiven. Door terugtrekken controleren of de haakse
aansluitingen goed vastzitten.
Slangverbinding (25) voor koudwatertoevoer tussen
FrostControl (24) en toevoer naar de boiler aanbrengen.
Erop letten dat de koudwatertoevoer wegens vorstgevaar
niet met koudebruggen (bijv. de buitenwand) in aanra-
king komt.
Leg de warmwatertoevoer (26) van de kniekoppling met geïn-
tegreerd beluchtings-ventiel (28) naar de warmwatertappunten.
Ventiliatieslang uiterlijk Ø 11 mm (29) op de slangklem van
de ventilatieklep (32) schuiven en knikvrij naar buiten aan-
brengen. Hierbij de radius in de boog niet kleiner dan 40 mm
uitvoeren.
Ontluchtingsslang ca. 20 mm onder de voertuigbodem met
een hoek van 45° op de rijrichting afzagen (zie afbeelding).
Montage van de binnentemperatuurvoeler
Bij het kiezen van de plaats erop letten, dat de binnentempe-
ratuurvoeler niet blootgesteld mag zijn aan een directe warm-
teafstraling. Voor een optimale kamertemperatuurregeling
adviseren wij, de binnentemperatuurvoeler boven de ingangs-
deuren te monteren.
10 mm
Er moet op gelet worden, dat de voeler altijd in een
verticale
wand gemonteerd wordt. Ze moet ongehin-
derd door de omgevingslucht omstroomd worden.
Gat Ø 10 mm boren. Aansluitkabel vanaf de achterkant door
de opening leiden en het kabeluiteinde met een geïsoleerde
aansluitstekker op de voeler steken (er hoeft niet op polariteit
gelet te worden). Binnentemperatuurvoeler erin schuiven en
het kabeluiteinde met de twee geïsoleerde aansluitstekkers
naar de verwarmingselektronica leggen (zonodig tot een maxi-
male lengte van 10 m met kabel 2 x 0,5 mm² verlengen).
De meegeleverde binnentemperatuurvoeler moet altijd
worden aangesloten, omdat anders de verwarming een
storing meldt.