33
1
5
Maak de buizen op maat zodat ze tijdens het monteren door
de opening voor de schoorsteen naar buiten steken. De af-
voerbuis (1) moet 10 % langer zijn dan de toevoerbuis van de
verbrandingslucht (5). Zo vermijdt u uitzet- en trekbelasting
van de rookgasafvoerbuis.
De wand-schoorsteen monteren
16
7
1
5
1,0 – 1,4 Nm
2
11 12
10
9
14
13
8
15
Ø
83 mm
TOP OBEN
Wandschoorsteen (pijl wijst naar boven) op een vlakke
ondergrond monteren, waarlangs wind aan alle kanten kan
stromen. Boor een opening Ø 83 mm (eventuele holle ruimten
rond de schoorsteen met hout opvullen). Dicht af met behulp
van de meegeleverde rubberen pakking (8). Gestructureerde
oppervlakken moeten met een plastisch carrosserie-dichtmid-
del – geen siliconenkit! – worden ingesmeerd.
Voordat u de gecombineerde aan-/afvoerbuis door de ope-
ning heen steekt, moet u de buisklem (7) over de buis heen
schuiven.
Rubber afdichting (8 –
gladde zijde naar de schoorsteen,
afdichtslippen naar de wand)
op binnengedeelte schoor-
steen (9) en klem (2) over afvoerbuis (1) schuiven. Gasafvoer-
buis (1) op het einde samendrukken, zodat – op ca. 2 cm –
winding aan winding ligt, en via de O-ring (10) op de steun
(11) schuiven (de buiging wijst naar voren).
Klem (2) met de gaten op de pennen van de aansluit-
stomp (11) inhangen (schroef omlaag) en vastschroeven.
Schuif de verbrandingslucht-toevoerbuis (5) over het gekar-
telde aansluitstuk (12).
Binnengedeelte schoorsteen (9) met de 6 schroeven (13)
vastmaken, buitengedeelte schoorsteen (14) opzetten en met
2 schroeven (15) vastschroeven (schroeven B 3,5 x 25 bij
levering inbegrepen).
Toevoerbuis van de verbrandingslucht met klem (7) aan
binnenkant van de aansluiting (12) bevestigen en (bij lengte
van meer dan 60 cm) met minstens één ZRS klem (16 – art.-
nr. 39590-00) aan de wand bevestigen.
De gecombineerde aan-/afvoerbuis op het
toestel aansluiten
6
3
2 – 3 Nm
4
1
5
7
Afvoerbuis (1) bij het begin samendrukken zodat de winding
op de winding ligt. Klem (4 – klauwen naar het toestel toe) over
afvoerbuis (1) schuiven. Klem (7) op de toevoerbuis van de
verbrandingslucht (5) schuiven. Afvoerbuis (1) tot aan de aan-
slag op de aansluiting (3) schuiven. Klem (4) tot aan de aanslag
schuiven – de aanslag moet tussen de klauwen van de klem lig-
gen – vastschroeven. Toevoerbuis van de verbrandingslucht (5)
op de aansluiting (6) schuiven en met de klem (7) bevestigen.
Circulatie-aanzuiging
De circulatielucht wordt door het toestel aangezogen. Deze
moet via een grote of meerdere kleinere openingen met een
totale oppervlakte van min. 150 cm² van de woonruimte (niet
opbergruimte) naar de inbouwruimte plaatsvinden.
De openingen voor de aanzuiging van circulatielucht moeten
zo geplaatst zijn dat onder normale bedrijfsvoorwaarden het
aanzuigen van verbrandingsgassen van de motor van het
voertuig en van de verwarming niet mogelijk is. Bij de inbouw
moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat
de in het interieur van het voertuig gebrachte verwarmings-
lucht kan worden verontreinigd.
Warmeluchtverdeling
De warme lucht wordt via flexibele warme-luchtbuizen
overwegend naar het vloerbereik van de woonruimte geleid.
De 4 aansluitstompen op het toestel zijn ontworpen voor
de buis ÜR Ø 65 mm (art.-nr. 40230-00). Er mogen alleen
drukvaste buizen conform de Truma kwaliteitseisen worden
gebruikt. Andere buizen die niet voldoen aan onze kwaliteits-
eigenschappen (met name de piekdrukbestendigheid, de
buisdiameter en het aantal groeven), mogen in geen geval
gebruikt worden.
Als de warmeluchtbuis in verband met beperkte ruimte direct
achter de warmeluchtuitgang van het toestel sterk verbogen
moet worden, dan bevelen wij de toepassing van de 90° BGC-
boog aan (art.-nr. 34091-01). Deze boog maakt de aansluiting
mogelijk van een ÜR warmeluchtbuis met Ø 65 mm of VR
met Ø 72 mm.