Trix minitrix BR E 50, Manual

Page: 5 / 20

5
Disposition d’essieux CC
Longueur h.t.: 19 490 mm
Masse en service 126 t
Puissance 4 500 kW
Vitesse maximale 100 km/h
Fabriquée à partir de 1957
Asindeling Co’Co’
Lengte over de buffers 19 490 mm
Dienstgewicht 126 t
Vermogen 4 500 kW
Maximumsnelheid 100 km/h
Gebouwd vanaf 1957
Informations concernant la locomotive réelle
La E 50 était essentiellement conçue pour le trafic marchandises
lourd sur les lignes à forte déclivité ; elle devait donc offrir
des capacités de transport supérieures à celles de toutes les
locomotives électriques construites en Allemagne jusqu‘alors.
Intégrée dans l‘intégralité du programme de conception des
nouvelles séries de locomotives électriques unifiées, la respon-
sabilité pour la conception de la E 50 fut confiée au consortium
des firmes Krupp/AEG.
Les exigences de performance élevées ne pouvaient être
satisfaites que grâce à un dimensionnement généreux - par
rapport aux autres locomotives électriques unifiées - des
principaux composants. Le transformateur et les aérateurs, plus
particulièrement, nécessitaient sur la E 50 davantage de place.
Afin de ne pas dépasser la charge par essieu de 21 t, la machine
fut équipée de bogies à trois essieux. Les longs bogies exigent
un châssis du pont de longueur supérieure, la E 50 mesurant
alors 3 mètres de plus que les E 10/E 40. La mise en service des
premières locomotives débuta en avril 1957 ; la dernière E 50 fut
livrée en juillet 1973. 194 locomotives furent construites au total.
Avec le nouveau millénaire et la mise en service des locomoti-
ves électriques des séries 152 et 185, la E 50/150 fut à son tour
dépassée par le progrès technique. Les dernières 150 furent
réformées en 2003. Les dernières 150 furent réformées en 2003.
Seuls deux exemplaires ont été conservés pour la postérité
comme locomotives de musée.
Informatie van het voorbeeld
Hij moest daarom een vermogen hebben dat groter was dan
dat van alle elektrische locs die tot dan toe in Duitsland wa-
ren gebouwd. Het consortium Krupp/AEG kreeg de leiding
over de E 50, die in het totaalprogramma voor de ontwikke-
ling van nieuwe elektrische eenheidslocs was ingebed.
De hoge vermogenseisen konden alleen worden vervuld
door belangrijke onderdelen royaal te dimensioneren ten
opzichte van andere elektrische eenheidslocs. Met name
de transformator en de ventilatoren nemen bij de E 50 meer
plaats in. Om de asbelasting van 21 ton niet te overschrijden,
was het noodzakelijk om drieassige draaistellen in te
bouwen. De lange draaistellen vereisten weer een langer
stavenframe, zodat de E 50 circa 5 meter langer is dan de
E 10/E 40. De inbedrijfstelling van de eerste locs vond plaats
in april 1957; de laatste E 50 werd in juli 1973 aan het bedrijf
geleverd. In totaal werden 194 locs gebouwd.
De technische voortuitgang viel na de eeuwwisseling met
de inbedrijfsstelling van de elektrische locs van de series
152 en 185 ook niet stil voor de E50/150. In 2003 werd de
laatste 150 buiten dienst gesteld. Er zijn slechts twee exem-
plaren als museumlocomotief voor het nageslacht bewaard
gebleven.