33/115(3210-1)
2)
De lengte van de gevulde ballon mag niet groter zijn
dan de lengte van de te behandelen laesie. (Een
verkeerd gekozen katheter kan leiden tot acute
vaatocclusie.)
5.
Gebruik deze katheter uitsluitend als de mogelijkheid bestaat
om op elk gewenst moment een spoedoperatie uit te voeren.
6.
De arts die de leiding over de ingreep heeft, bepaalt de duur
en het aantal balloninflaties op basis van zijn/haar ervaring.
7.
Zolang de ballonkatheter in het bloedvat is ingebracht, wordt
gehepariniseerde fysiologische zoutoplossing toegediend
voor anticoagulatie.
8.
Vul de ballon nooit en voer de voerdraad nooit op als de
katheter gebogen of geknikt is.
9.
Manipuleer de katheter voorzichtig in het bloedvat, waarbij
u de locatie en beweging van de tip controleert met behulp
van fluoroscopie of DSA-bewaking (digitale
subtractieangiografie).
10.
Vul de ballon altijd terwijl de inflatietoestand wordt
gecontroleerd met behulp van fluoroscopie. Vul de ballon
voorzichtig terwijl u de beweging controleert aan de hand van
de radio-opake merkers. Als een abnormaliteit wordt
opgemerkt, zoals geringe weerstand, een onbeweeglijke
katheter tijdens de manipulatie of een geknikte distale tip van
de voerdraad, moet de procedure onmiddellijk worden
gestaakt en moet deze katheter langzaam worden verwijderd
samen met de voerdraad.
11.
De katheter niet snel inbrengen of verwijderen. (Een snelle
handeling kan de katheter of de vasculaire intima
beschadigen.)
12.
Verplaats de katheter niet terwijl de ballon gevuld is.
(Door verplaatsing van de katheter terwijl de ballon gevuld is,
kan de ballon barsten of de katheterschacht breken.)
13.
Vul of leeg de ballon niet snel in het bloedvat. (Door snel vullen
of legen kan het bloedvat worden beschadigd of de ballon
barsten, waarbij resten in het lichaam kunnen achterblijven.)
14.
Gebruik geen injector (automatisch injectieapparaat) voor
het vullen van de ballon.
15.
Er moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om
beschadiging van de katheter door een scalpel of schaar
te voorkomen.
16.
Als tijdens het manipuleren van de katheter een abnormaliteit
wordt opgemerkt, zoals sterke weerstand, moet de procedure
onmiddellijk worden gestaakt. De oorzaak moet worden
vastgesteld en er moeten passende maatregelen worden
getroffen. (Voortzetting van de ingreep met overmatige
kracht kan de katheter of de vaatwand beschadigen.)
17.
Let altijd op de toestand van de patiënt en bewaak de
lichaamstemperatuur, hartslag en ademhaling. Als er een
afwijking wordt waargenomen, moet het gebruik van de
katheter onmiddellijk worden gestaakt of moeten passende
maatregelen worden getroffen met het oog op de toestand
van de patiënt, naar de beoordeling van de arts.
18.
Werp de katheter na gebruik weg als medisch afval volgens
de in het ziekenhuis geldende procedures.
19.
Gebruik geen middelen die organische oplosmiddelen of
olieachtige contrastvloeistoffen bevatten. Door aanraking
met deze middelen kan de katheter worden beschadigd.
20.
Bij het manipuleren van deze katheter mag de katheter
niet worden gedraaid of verdraaid.
21.
Zorg dat de ballon volledig geleegd is wanneer u dit hulpmiddel
in het bloedvat inbrengt of uit het bloedvat verwijdert.
(Voor een hulpmiddel met een grotere en langere ballon
is een langere deflatietijd vereist.)
22.
Als bij het terugtrekken van dit hulpmiddel na de procedure
weerstand wordt ondervonden, wordt aanbevolen om het
gehele systeem samen met de inbrenghuls/ geleideschacht
terug te trekken.
23.
Gebruik de katheter altijd met een voerdraad ingebracht
in het voerdraadlumen.
[Gebruiksinstructies]
De materialen die over het algemeen nodig zijn voor PTA met
de Metacross OTW PTA ballondilatatiekatheter zijn:
・
Een of meer voerdraden met de juiste diameter en lengte
・
Een geschikte set met inbrenghuls/geleideschacht en dilatator
・
Flacon contrastmiddel
・
Flacon steriele fysiologische zoutoplossing
・
Inflatie-instrument met manometer
・
Luer-lockspuit
・
Driewegafsluitkraan
[Bedieningsmethode of gebruiksinstructies]
1. Keuze van de katheter
Controleer vóór gebruik met behulp van fluoroscopie de inwendige
diameter van het bloedvat proximaal en distaal van de stenotische
laesie en kies de katheter met de juiste ballonmaat. Als er twee
maten in aanmerking komen voor de betreffende diameter, kiest u
de kleinste maat.
2. Voorbereiding
1)
Neem de katheter op aseptische wijze uit de verpakking en
verwijder de beschermende materialen van de katheter.
2)
Vervang de lucht in de ballon en het balloninflatielumen met
inflatievloeistof, waarbij u de volgende procedures opvolgt.
a)
Sluit het inflatie-instrument (niet inbegrepen in deze kit)
gevuld met de inflatievloeistof aan op de balloninflatiepoort.
b)
Oefen ongeveer 10 seconden onderdruk uit op het inflatie-
instrument, richt de tip van de katheterschacht naar beneden en
neem de onderdruk langzaam weg zodat de vloeistof de
ballon en het balloninflatielumen kan vullen en de lucht wordt
verdreven.
c)
Als er nog lucht aanwezig is in de ballon en het
balloninflatielumen, herhaalt u procedure b) tot de lucht
volledig is verdreven.
d)
Maak het inflatie-instrument los van de balloninflatiepoort
en verwijder de lucht uit de cilinder van het inflatie-instrument.
e)
Bevestig het inflatie-instrument weer aan de balloninflatiepoort
en handhaaf de onderdruk. Controleer of er geen lucht meer
terugstroomt in de spuit.
3) Spoel het voerdraadlumen met gehepariniseerde zoutoplossing
en vul het lumen met gehepariniseerde zoutoplossing.
4) Dompel de gehele Metacross OTW PTA ballondilatatiekatheter
onder in fysiologische zoutoplossing.
3. Inbrengen en vullen van de ballonkatheter
Controleer vóór het gebruik aan de hand van de volgende tabel
of deze katheter compatibel is met de geleidekatheter
(niet inbegrepen in deze kit), de inbrenghuls (niet inbegrepen
in deze kit) en de voerdraad (niet inbegrepen in deze kit).
Catalogusnummer
Ballondiameter (mm)
Compatibele
inbrenghuls
(Fr/mm)
Maximumdiameter voor
de voerdraad (inch/mm)
BD-L30020SW
~
BD-L70200CW
3 mm, 4 mm, 5 mm, 6 mm
(exclusief 200 mm ballonlengte),
7 mm (20 mm, 40 mm
ballonlengte)
5 Fr/1,66 mm
0.035 inch (0,89mm)
6 mm (alleen 200 mm
ballonlengte), 7 mm (exclusief
20 mm, 40 mm ballonlengte),
8 mm
6 Fr/2,00 mm
9 mm, 10 mm, 12 mm
7 Fr/2,33 mm
Bij gebruik van de katheter, ingebracht in de inbrenghuls
of geleidekatheter
1)
Bij gebruik van de katheter in de geleidekatheter moet
de hemostatische klep worden losgemaakt, maar zodanig
dat er geen bloedlekkage kan optreden.
2)
Breng de katheter, met de ballon volledig geleegd, geleidelijk
in de inbrenghuls of geleidekatheter in over de voerdraad
en voer de katheter op naar de distale rand van de laesie.