9
4.3.
INBEDRIJFNAME
4.3.1.
Algemeen
De besturing is een zgn. dedicated besturing (d.w.z. alleen geschikt voor de Combilok) met een microprocessor (een
rekeneenheid) en een aantal vaste I/O's (Inputs/Outputs). De besturingskast heeft aan de buitenzijde drukknoppen en
indicatielampen voor het automatisch uitvoeren van het blokkeerprogramma. Intern is de kast voorzien van een
aantal microschakelaars voor het handmatig uitvoeren van de vier bewegingsmogelijkheden. De tekst naast de
knoppen geeft aan welke beweging wordt uitgevoerd. Voorts zijn er een aantal LED's voor het detecteren van de
niet zichtbare ingangen (de eind- en drukschakelaars, de wielsensor, het vrijgave contact) e.e.a. om inbedrijfname en
storingsanalyse te vereenvoudigen. De kabels worden kleurgecodeerd aangesloten op de aansluitklemmen voorzien
van tekst overeenkomstig het elektrisch schema (FIG. G).
Voordat automatisch wordt opgestart, worden de in- en uitgangen als volgt getest:
Controle van de uitgangen (zie fig. 2A en FIG. G)
- Zet de hoofdschakelaar aan.
- Druk op knop "reset alarm", deze schakelt de stuurspanning in.
- Druk op knop "long out" van de interne bediening. De langscilinder gaat nu uit.
Knop vasthouden tot de cilinder helemaal uit is.
- Druk op knop "long in". de langscilinder gaat nu in.
- Doe het zelfde met de dwarscilinder d.m.v. de knoppen "lat in" en "lat out".
Verwissel, indien nodig, de slangen en/of de stekkers van de ventielen.
Controle van de ingangen (zie fig. 2A en FIG. G)
- Controleer de werking van de wielsensor. Plak het gat in het kunststofblok op de kop van de
Combilok af. Controleer of LED D11 (wielsensor) brandt.
- Stuur met de knop "lat in" de dwarscilinder in tot LED D12 (eindschakelaar “in”)
uit
gaat.
- Stuur met de knop "lat out" de dwarscilinder uit tot LED D13 (eindschakelaar “out”)
uit
gaat.
- Stuur met de knop "long in" de langscilinder in tot LED D14 (vrijmaak drukschakelaar) gaat branden.
- Stuur met de knop "long out" de langscilinder uit tot LED D15 (blokkeer drukschakelaar) gaat branden.
- Bedien de eindschakelaar voor vrijgave op de C.T.L. van de dockleveller, zodat LED D16 gaat branden.
- Bedien de deur en controleer of LED D17 oplicht (puls) of gaat branden zodra de deur dicht is.
Controle en afstelling van de wielsensor
Het bereik van de wielsensor bij geheel ingetrokken uitschuifstuk, wordt af fabriek op maximaal 50 cm ingesteld.
Bij controle moet deze waarde liggen tussen de 40 en 50 cm, beslist niet meer! Het schakelmoment van de sensor
kan worden gecontroleerd door de hand of een voorwerp voor het gat van de sensor in het kunststof blok langs te
bewegen, te beginnen op ongeveer 70 cm afstand en dan steeds dichter naar de sensor toe bewegend. Op het
moment dat de sensor schakelt is in de bedieningskast een klik te horen en gaat de LED 11 (wielsensor) branden.
Het bereik van de sensor kan worden ingesteld met de stelschroef op de bovenzijde van de behuizing. Linksom
draaien (richting NEAR) maakt het bereik kleiner, rechtsom (richting FAR) draaien maakt het groter.
Instellen van de dipswitches
De volgende instellingen kunnen worden gemaakt met dipswitches DS1 (zie FIG. D).
Switch 1 - Vrijgave
van
dockleveller ("D-D") functie.
Met de schakelaar in de onderste positie wordt de
dockleveller (indien contact "D-D" aangesloten op klemmen “M” in FIG. G) vrijgegeven op het moment dat de
vrachtwagen geblokkeerd is. Met de schakelaar in de bovenste (ON) positie wordt de dockleveller continu
vrijgegeven (servicestand dockleveller).
Switch 2 - Inversie switch.
In onderste positie zetten. In bovenste (ON) positie wordt van vrijgave dock ("D-D")
een normaal gesloten contact gemaakt.
Switch 3 - Drukbewaking.
Op het moment dat het wiel door de Combilok wordt aangedrukt, wordt op een
ingestelde druk afgeschakeld. De druk op het wiel wordt middels een kogelterugslagklep gehandhaafd. Met de
schakelaar in de onderste positie wordt deze druk bewaakt. Zou de druk wegvallen, dan schakelt de pomp in totdat
de insteldruk weer bereikt is. Met de schakelaar in de bovenste (ON) positie wordt de druk niet bewaakt.
Switch 4 - Vrijgave
door
dockleveller functie.
Met de schakelaar in de onderste positie wordt met aangesloten
eindschakelaar de neutraalstand van de dockleveller afgetast. Zolang het contact op de klemmmen “F” in FIG. G
niet gemaakt is, zal de Combilok niet functioneren. Met schakelaar in de bovenste (ON) positie, wordt dit contact
overbrugd en functioneert de Combilok onafhankelijk van de dockleveller.
Summary of Contents for COMBILOK
Page 2: ......
Page 53: ......
Page 55: ...51 FIG A ...
Page 57: ...53 FIG B ...
Page 59: ...55 FIG C ...
Page 63: ...59 FIG F ...
Page 65: ...61 FIG G ...
Page 69: ...65 FIG J ...
Page 73: ......