51
Problemen oplossen
De onderstaande controlelijst kan u helpen bij het
oplossen van problemen die zich met het apparaat
kunnen voordoen.
Voordat u de onderstaande controlelijst doorneemt,
moet u eerst de aanwijzingen voor aansluiting en
gebruik controleren.
Afhankelijk van de aangesloten monitor, kan het
even duren voordat het apparaat wordt
uitgeschakeld nadat u het contactslot op uit hebt
gezet. Dit duidt niet op een storing.
Algemeen
Het apparaat wordt niet van stroom voorzien.
• Controleer de aansluiting of de zekering.
• Als het apparaat wordt uitgeschakeld en het scherm
verdwijnt, kan het apparaat niet worden bediend met
de afstandsbediening.
t
Schakel het apparaat in.
De elektrische antenne schuift niet uit.
De elektrische antenne heeft geen relaisdoos.
Geen pieptoon.
• De pieptoon is uitgeschakeld (pagina 43).
• Er is een optionele versterker aangesloten en u
gebruikt de ingebouwde versterker niet.
De geheugeninhoud is gewist.
• Er is op de RESET toets gedrukt.
t
Sla opnieuw op in het geheugen.
• De voedingskabel of de accu is losgekoppeld of niet
juist aangesloten.
Opgeslagen zenders en tijd zijn gewist.
De zekering is doorgebrand.
Maakt geluid wanneer de positie van het
contactslot wordt gewijzigd.
De kabels zijn niet goed verbonden met de
voedingsaansluiting voor accessoires van de auto.
Het scherm verdwijnt van/verschijnt niet in het
display.
• De dimmer is ingesteld op "DIM-ON" (pagina 43).
• Het scherm verdwijnt als u op
(OFF)
drukt en deze
toets ingedrukt houdt.
t
Druk op
(OFF)
op het apparaat en houd deze
toets ingedrukt tot het scherm verschijnt.
• De aansluitingen zijn vuil (pagina 49).
De functie voor automatisch uitschakelen
werkt niet.
Het apparaat is ingeschakeld. De functie voor het
automatisch uitschakelen wordt geactiveerd nadat het
apparaat is uitgeschakeld.
t
Schakel het apparaat uit.
Beeld
Er wordt geen afbeelding of een onduidelijke
afbeelding weergegeven.
• Het apparaat is niet goed aangesloten.
• Controleer de aansluiting van het aangesloten
apparaat en stel de bronkeuzeschakelaar in op dit
apparaat.
• Disc defect of vuil.
• Het apparaat is niet goed geïnstalleerd.
t
Installeer het apparaat onder een hoek van minder
dan 45° op een stabiele plaats in de auto.
• De monitor is aangesloten op de AUDIO/VIDEO
OUT-ingang en de parkeerkabel (lichtgroen) is niet
aangesloten op de schakelkabel van de parkeerrem,
of de parkeerrem wordt niet gebruikt.
• De instelling voor het kleursysteem is onjuist.
t
Stel het kleursysteem in op "PAL" of "NTSC" op
basis van de aangesloten monitor (pagina 43).
De afbeelding past niet op het scherm.
Er wordt een vaste breedte-/hoogteverhouding op de
DVD gebruikt.
Geluid
Er is geen geluid/het geluid verspringt/het
geluid kraakt.
• Het apparaat is niet goed aangesloten.
• Controleer de aansluiting van het aangesloten
apparaat en stel de bronkeuzeschakelaar in op dit
apparaat.
• Disc defect of vuil.
• Het apparaat is niet goed geïnstalleerd.
t
Installeer het apparaat onder een hoek van minder
dan 45° op een stabiele plaats in de auto.
• De bemonsteringsfrequentie van het MP3-bestand is
niet 16, 22,05, 24, 32, 44,1 of 48 kHz.
• De bemonsteringsfrequentie van het WMA-bestand
is niet 32, 44,1 of 48 kHz.
• De bitsnelheid van het MP3-bestand ligt niet tussen 8
en 384 kbps.
• De bitsnelheid van het WMA-bestand ligt niet tussen
32 en 384 kbps.
• Het apparaat staat in de pauzestand of er wordt terug-
/vooruitgespoeld.
• De instellingen voor de uitvoer zijn niet juist.
• Het DVD-uitvoerniveau is te laag (pagina 26).
• Het volume is te laag.
• De ATT-functie is ingeschakeld.
• De positie van de faderregelaar "FAD" is niet
ingesteld op een systeem met 2 luidsprekers.
• Niet-ondersteunde indeling (zoals DTS).
t
Controleer of de indeling wordt ondersteund door
dit apparaat (pagina 8).
Het geluid bevat ruis.
Houd de kabels bij elkaar uit de buurt.
vervolg op volgende pagina
t