pro user DFC 530, Instruction Manual, Page: 19 / 36

19
DFC 530 GEBRUIKSAANWIJZING
1. AANSLUITING
Sluit de gelijkstroom-kabelbeugels in deze volgorde aan op de
batterijpolen:
A) Verbind de positieve draad (ROOD) met de positieve
klempool van de batterij (met P of + aangeduid)
B) Verbind de negatieve draad (ZWART) met de
negatieve pool van de batterij (met N of – aangeduid).
Het is belangrijk dat beide gelijkstroomkabelbeugels een
goed contact hebben met hun respectievelijke klempolen.
2. LADING
Steek de wisselstroomstekker in de netaansluiting (enkel 230 V
wisselstroom). Het intelligente batterijlaadtoestel produceert dan
gedurende 0,5 seconde een pieptoon en alle netcontrole-leds worden
gedurende 2 seconden ingeschakeld.
Aansluiting aan omgekeerde polariteit – Als de aansluiting van de
gelijkstroomkabelbeugels aan de batterijpolen niet correct is, licht de led
voor omgekeerde polariteit op. Zowel de waarschuwings-led als de
zoemer op de positieve gelijkstroomkabelbeugels reageren. Trek
gewoon de wisselstroomstekker uit, sluit de gelijkstroomkabelbeugels
aan op de juiste polen en steek de wisselstroomstekker weer in de
netaansluiting.
Het batterijlaadtoestel bevindt zich nu in de „Stand-by“-modus waarbij
de „12V“-, „GEL“- en „AAN“-leds oplichten. Dat is de standaardmodus
en zodra de startknop ingedrukt wordt, schakelt het laadtoestel
onmiddellijk over in de 12-V-GEL-celbatterijmodus.
Bij een alternatieve keuze gaat u als volgt te werk:
1. Stap 1 – Druk de keuzeknop van de SPANNING in om de juiste
batterijspanning, d.w.z. „6 V“ of „12 V“, te kiezen.
2. Stap 2 – Druk de keuzeknop van de BATTERIJ in om het voor de
lading gewenste batterijtype, d.w.z. „GEL“ of „STD“. te kiezen. „STD“
betekent een normale loodzuur- of calciumbatterij.
3. Stap 3 – Druk op de „START“-knop om het oplaadproces te starten.