135
Gebruiksaanwijzing
DE
EN
FR
IT
ES
PT
NL
SV
FI
DA
NO
EL
CZ
HU
PL
HR
SR
SK
SL
ET
LT
LV
RO
BG
MK
laadbegrenzing en mogelijke fouten weer door
middel van verschillende kleuren, lampjes en
knipperen.
f
Zie het hoofdstuk "Statusweergaven en
foutmeldingen van de bedieningseenheid" op
pagina 138.
Opladen
Laadproces starten
1.
Steek de netsteker in het stopcontact.
Alle controlelampjes lichten kort rood op.
2.
Steek de oplaadsteker (voertuigzijde) in de
oplaadaansluiting (voertuigzijde).
Het controlelampje van de aan/uit-toets
licht
geel op.
Na een succesvolle zelftest lichten alle
controlelampjes gedurende 2 seconden groen op.
Voor informatie over het aansluiten van de
voertuigkabel op de oplaadaansluiting
(voertuigzijde):
f
Lees de gebruiksaanwijzing van het voertuig.
3.
Het laadproces start automatisch.
Het controlelampje van de aan/uit-toets
pulseert groen.
Het laadproces wordt nu door het voertuig
aangestuurd. De oplaadstatus kan in het voertuig
worden afgelezen.
Laadstroombegrenzing
De bedieningseenheid herkent automatisch de
spanning en de beschikbare stroomsterkte.
Via de laadstroombegrenzing kunt u instellen of er
met volledig of half laadvermogen wordt opgeladen
(100% of 50%). De laatst ingestelde laadstroom
wordt opgeslagen.
Bij het leveren wordt de laadstroom tot 50% beperkt
om te voorkomen dat de elektrische installatie
oververhit raakt.
Begrenzing van laadstroom instellen
e
Druk de aan/uit-toets
ten minste 2 seconden
in.
Als de laadstroombegrenzing is ingesteld,
knipperen de controlelampjes
B
één keer groen.
De ingestelde waarde (50% of 100%) wordt links
of rechts van de aan/uit-toets
weergegeven.
Aardingsbewaking
Aardingsbewaking deactiveren
b
De aardingsbewaking heeft het laadproces
onderbroken.
b
Op de bedieningseenheid wordt een foutmelding
voor een onderbroken of afwezige aarding
weergegeven:
1.
Druk de aan/uit-toets
en de resettoets
in.
Wanneer het controlelampje bedieningseenheid
6 keer heeft geknipperd, laat u de toetsen los.
2.
Druk na 1 seconden de aan/uit-toets
en de
resettoets
opnieuw
in.
Wanneer
het
controlelampje bedieningseenheid 6 keer
heeft geknipperd, laat u de toetsen los.
GEVAAR
Elektrische schok, brand
Stroomstoten en brand kunnen ernstige of zelfs
dodelijke verwondingen veroorzaken.
e
Houd u bij het laden aan de voorgeschreven
volgorde.
e
Verwijder de voertuigkabel
niet
tijdens het laden
uit de oplaadaansluiting (voertuigzijde).
Beëindig het laadproces voordat de voertuigkabel
uit de oplaadaansluiting (voertuigzijde) wordt
getrokken.
e
Trek de lader
niet
tijdens het laden uit het
stopcontact.
e
De controlelampjes
A
–
C
geven mogelijke
defecten weer door middel van verschillende
kleuren, lampjes en knipperen.
f
Zie het hoofdstuk "Statusweergaven en
foutmeldingen van de bedieningseenheid" op
pagina 138.
GEVAAR
Elektrische schok,
kortsluiting, brand,
explosie, vuur
Als de lader zonder actieve aardingsbewaking wordt
gebruikt, kan dit kortsluiting, elektrische schokken,
explosies, brand of brandwonden veroorzaken.
e
Gebruik de lader bij voorkeur met stroomnetten
die zijn geaard.
e
Deactiveer
de aardingsbewaking alleen bij
niet-
geaarde
stroomnetten (bijv. IT-netten).
e
Activeer
de aardingsbewaking bij
geaarde
stroomnetten.
f
Zie het hoofdstuk "Aardingsbewaking
activeren" op pagina 136.
Aan/uit
licht rood op.
Stroomnet/huisaansluiting licht rood op.
Voertuig licht rood op.
Bedieningseenheid is uit.
Reset is uit.
9Y0000003B-EU.book Page 135