17
NL
Ingebruikname
Veiligheidsinstructies
Q
Ingebruikname
Q
HVLP-eigenschappen
Dit apparaat beschikt over een HVLP-systeem (High
Volume Low Pressure). Het zorgt voor een betere
(verf-) materiaalverdeling bij geringer verbruik.
Belangrijk:
Overschrijd nooit de maximaal toe-
gestane werkdruk van 3 bar.
Q
Apparaat aansluiten
Het product mag uitsluitend met gereinigde,
condensaat- en olievrije perslucht worden be-
diend en de maximale werkdruk van 3 bar aan
het apparaat mag niet worden overschreden.
Voor het regelen van de luchtdruk moet de
persluchtbron uitgerust zijn met een (filter )
drukregelaar.
Voor het werken met dit apparaat hebt u een flexibele
persluchtslang met snelkoppeling en een geschikte
persluchtbron nodig.
Neem de bedienings- en veiligheidsinstructies van
de persluchtbron en de bijzondere aanwijzingen
voor het werken met verf in acht.
Opmerking:
let op de juiste werkdruk. Te hoge
werkdruk leidt tot sterke fijnverdeling en een te snelle
vloeistofverdamping. De oppervlakken worden ruw
en ontwikkelen slechte hechteigenschappen. Als de
werkdruk daarentegen te laag is, wordt het verfma-
teriaal niet voldoende verdeeld. Het gevolg: rimpe-
lige oppervlakken en druppelvorming.
Sluit de persluchtslang met snelkoppeling aan
op de persluchtaansluiting
6
van het appa-
raat. De vergrendeling geschiedt automatisch.
Stel aan de filterdrukregelaar van de perslucht-
bron een werkdruk in van 3 bar.
Q
Spuitoppervlakken
voorbereiden
Dek de omgeving van het te spuiten oppervlak
ruim en zorgvuldig af. Alle niet afgedekte vlak-
ken of oppervlakken kunnen anders worden
verontreinigd.
Zorg ervoor dat het spuitoppervlak schoon,
droog en vetvrij is.
Ruw gladde oppervlakken op en verwijder
vervolgens het schuurstof.
Q
Apparaat in- / uitschakelen
Arbeidsinstructies:
- Open de ontluchting
1
tijdens het werkproces.
- Let bij het verdunnen op dat spuitmateriaal en
verdunner bij elkaar passen. Bij het gebruik van
een verkeerde verdunner kunnen klontjes ontstaan
waardoor het pistool verstopt kan raken.
- Schroef de vloeibeker
3
met de klok mee vast
op het pistool.
- Vul de vloeibeker
3
met spuitmateriaal en
schroef het deksel
2
vast.
- Houd het verfpistool altijd op dezelfde afstand
van het object. De ideale spuitafstand bedraagt
ca. 15 cm.
- Bepaal eerst door een proef de optimale instel-
lingen voor het werk.
- Schakel het apparaat niet in of uit boven een
te spuiten oppervlak, maar begin en beëindig
het spuitproces ca. 10 cm van het werkstuk ver-
wijderd.
Druk voor het inschakelen de bedieningshen-
del
8
in en houd hem ingedrukt.
Voor het beëindigen van het werk laat u de
bedieningshendel
8
weer los.
Q
Spuitstraal instellen
Het apparaat beschikt over de instellingen ‘punt-
straal’ en ‘vlakstraal’.
Puntstraal
Vlakstraal
Puntstraal instellen:
Gebruik de puntstraal bijvoorbeeld voor kleine
vlakken, hoeken en kanten.
Draai de regelaar
5
met de klok mee .
Summary of Contents for 73784
Page 3: ...5 2 3 4 6 7 8 1 B 12 10 A 10 11 4 9 D C 14 13...
Page 4: ......