56
NL
•
Gebruik als back-upapparaat
Ook als de elektrische bedrading niet is voltooid, kunnen de ventilator en de
afvoerpomp worden bediend door de jumper (SWE) op het bedieningspaneel
met de AAN-zijde (ON) te verbinden en het aansluitblok van voeding te voor-
zien.
SWE
SWE
OFF
ON
OFF
ON
Verbind na voltooiing van het werk SWE op het bedieningspaneel weer met de
UIT-zijde (OFF).
9.2. De afstandsbediening en de
transmissiekabels voor het binnen- en
buitenapparaat aansluiten
(Afstandsbediening is beschikbaar als optie)
•
Sluit binnenapparaat TB5 en buitenapparaat TB3 aan. (Apolair 2-draads)
De “S” op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor
specificaties van de aansluitkabels de installatie-instructies van het buiten-
apparaat.
•
Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen die
bij de afstandsbediening zitten.
•
Sluit de “1” en “2” op binnenapparaat TB15 aan op een MA-afstandbediening.
(Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
•
Sluit de “M1” en “M2” op binnenapparaat TB5 aan op een M-NET-afstand-
bediening. (Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
•
Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 m met ge-
bruik van een kabel van 0,75 mm
2
ader. Als de afstand meer dan 10 m is,
gebruik dan een 1,25 mm
2
aansluitkabel.
[Fig. 9.2.1]
(P.4) MA-afstandbediening
[Fig. 9.2.2]
(P.4) M-NET-afstandbediening
A
Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B
Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C
Aafstandsbediening
•
DC 10 – 13 V tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
•
DC 24 – 30 V tussen M1 en M2 (M-NET-afstandbediening)
[Fig. 9.2.3]
(P.4) MA-afstandbediening
[Fig. 9.2.4]
(P.4) M-NET-afstandbediening
A
Niet-gepolariseerd
B
TB15
C
Afstandbediening
D
TB5
E
Klem
•
Wikkel de transmissiedraden en die van de afstandsbediening om de klem om
te voorkomen dat ze naar buiten worden getrokken.
•
De MA- en M-NET-afstandbediening kunnen niet tegelijkertijd of afwisselend
worden gebruikt.
Opmerking:
Zorg dat er geen draden worden afgekneld als u het deksel van de aansluit-
doos weer terugplaatst. Dit kan leiden tot beschadiging van de bedrading.
Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische span-
ning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen draden
breken of oververhit raken en brand veroorzaken.
•
Sluit de voedingsdraden aan op de besturingsdoos met behulp van een buffer-
doorvoer voor trekbelasting (PG-aansluiting of vergelijkbaar). Sluit de
transmissiebedrading aan op het transmissie-aansluitblok via de (uitdruk) ope-
ning in de besturingsdoos, met een normale doorvoer.
•
Als alle bedrading is aangelegd, controleer dan nogmaals of alle verbindingen
goed zijn gemaakt en plaats hierna het deksel van de aansluitdoos weer te-
rug. Volg hiervoor de stappen voor het verwijderen, maar in omgekeerde volg-
orde.
Voorzichtig:
Let op dat de voedingsdraden nooit te strak staan. Dit kan leiden tot losra-
ken, oververhitting of brand.
9.3. De elektrische aansluitingen maken
Controleer of de modelnaam op de gebruiksaanwijzingen op het deksel van de
besturingsdoos dezelfde is als de modelnaam op het naamplaatje.
1. Verwijder de 2 schroeven die de deksel van de aansluitdoos op zijn plaats houden.
[Fig. 9.3.1] (P. 4)
A
Deksel die door schroeven wordt vastgehouden (2 stuks)
B
Deksel
Opmerking:
Zorg dat er geen draden worden afgekneld als u het deksel van de aansluit-
doos weer terugplaatst. Dit kan leiden tot beschadiging van de bedrading.
Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische span-
ning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen draden
breken of oververhit raken en brand veroorzaken.
2. Open uitduwgaten
(Het wordt aangeraden om hiervoor een schroevendraaier of vergelijkbaar te
gebruiken.)
[Fig. 9.3.2] (P.4)
A
Besturingskast
B
Uitduwgat
C
Verwijderen
3. Sluit de voedingsdraden aan op de besturingsdoos met behulp van een buffer-
doorvoer voor trekbelasting (PG-aansluiting of vergelijkbaar). Sluit de
transmissiebedrading aan op het transmissie-aansluitblok via de (uitdruk) ope-
ning in de besturingsdoos, met een normale doorvoer.
4. Sluit de bedrading voor de stroomvoorziening, de aarde, de transmissie en de
afstandsbediening aan. Het loshalen van de aansluitdoos is niet nodig.
[Fig. 9.3.3] (P.4)
A
Gebruik een PG geleidebus om het gewicht van de kabel en de externe kracht op
het aansluitpunt van de voeding op te vangen. Gebruik een kabelbinder om de
kabel vast te zetten.
Wikkel de draad eenmaal om de kabelriem om uittrekken van de kabel te voorko-
men.
B
Bedrading van de stroomvoorziening
C
Rekbaar vermogen
D
Gebruik gewone geleiding
E
Locatie voedingsdoos
F
Locatie aansluitingen voor binnentransmissie
G
Locatie aansluitingen voor afstandsbediening
H
Naar 1-fase stroomvoorziening
I
Transmissiekabel naar de M-NET afstandsbediening
J
Transmissiekabel naar de MA afstandsbediening
5. Als alle bedrading is aangelegd, controleer dan nogmaals of alle verbindingen
goed zijn gemaakt en plaats hierna het deksel van de aansluitdoos weer te-
rug. Volg hiervoor de stappen voor het verwijderen, maar in omgekeerde volg-
orde.
Opmerkingen:
•
Perforeer de kabels of de draden niet tijdens het bevestigen van de dek-
sel van de aansluitdoos. Hierdoor kan de aansluiting worden onderbro-
ken.
•
Zorg er tijdens het plaatsen van de aansluitdoos voor dat de connectors
aan de kant van de doos niet verwijderd worden. Als ze verwijderd zijn,
functioneert het niet normaal.
Voorzichtig:
Let op dat de voedingsdraden nooit te strak staan. Dit kan leiden tot losra-
ken, oververhitting of brand.
9.4. Externe I/O-specificaties
Voorzichtig:
1. Bedrading moet met een isolatieslang met extra isolatie worden bedekt.
2. Gebruik relais of schakelaars die voldoen aan IEC of vergelijkbaar.
3. Het elektrische vermogen tussen de toegankelijke onderdelen en het
besturingscircuit dient 2750 V of meer te zijn.
WT06135X02_nl.p65
2012.10.12, 2:42 PM
56
Summary of Contents for PEFY-P-VMHS-E
Page 131: ......