7
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE
SNEEUWRUIMER
Instructies
1. Lees de gebruiksaanwijzing en bedieningsvoorschriften
zorgvuldig door. Zorg dat u vertrouwd raakt met de
besturing en het juiste gebruik van het apparaat. Weet
hoe u het toestel moet uitzetten en hoe u de besturing
snel kunt uitschakelen.
2. Laat nooit kinderen het apparaat gebruiken. Laat nooit
volwassenen het apparaat gebruiken zonder juiste in-
structies.
3. Houd het schoon te maken gebied vrij van personen,
voornamelijk kleine kinderen, en huisdieren.
4. Zorg dat u niet uitglijdt of valt, vooral als u met het ap-
paraat in de achteruitstand rijdt.
Voorbereiding
1. Inspecteer grondig het gebied waar het apparaat zal
worden gebruikt en verwijder alle deurmatten, sleeën,
planken, bedrading en andere voorwerpen.
2. Sluit alle schakelaars af en zet ze in een neutrale positie
voordat u de motor start.
3. Ga niet zonder voldoende winterse kleding naar buiten
om sneeuw te ruimen. Draag schoeisel dat uw grip op
gladde oppervlakken vergroot.
4. Wees voorzichtig met brandstof; het is lichtontvlambaar.
a) Gebruik een goedgekeurd brandstofreservoir.
b) Voeg nooit brandstof toe aan een lopende of warme
motor.
c) Vul de brandstoftank buitenshuis en met grote
voorzichtigheid. Vul de brandstoftank nooit binnens-
huis.
d) Draai de benzinedop stevig aan en veeg gemorste
brandstof af.
5. Gebruik geaarde drieleiderinsteekeenheden voor alle
toestellen met een elektrisch aangedreven motor of
elektrische startmotors.
6. Pas de collectormantel in hoogte aan om grind of gruis
te kunnen verwijderen.
7. Probeer nooit aanpassingen te maken als de motor draait
(behalve als de fabrikant dit expliciet heeft aanbevolen).
8. Laat de motor en de machine aan de buitentemperaturen
acclimatiseren voordat u begint met sneeuwruimen.
9. Het gebruik van elke gemotoriseerde machine kan er-
voor zorgen dat vreemde voorwerpen opspatten en in
de ogen terechtkomen. Draag altijd een veiligheidsbril
of oogbescherming als u het apparaat gebruikt of wan-
neer u een aanpassing of reparatie uitvoert.
10. Gebruik gehoorbescherming om schade aan het gehoor
te voorkomen.
Gebruik
1. Plaats geen handen of voeten bij of onder roterende
onderdelen. Kom niet bij de afvoeropeningen.
2. Wees extra alert als u het apparaat gebruikt op kruisende
opritten van grind, stoepen of wegen. Wees extra alert
op verborgen gevaren of verkeer.
3. Als u een vreemd voorwerp raakt, zet de motor af, haal
de kabel van de bougie, controleer de sneeuwruimer
zorgvuldig op alle vormen van schade en repareer de
schade voordat u de sneeuwruimer herstart en opnieuw
gebruikt.
4. Als het toestel abnormaal begint te vibreren, zet de
motor af en zoek direct naar de oorzaak. Vibratie duidt
vaak een waarschuwing voor problemen aan.
5. Zet de motor af als u de bedieningsplaats verlaat, voordat
u de collector/rotormantel of de afvoergeleider ontstopt
en als u reparaties, aanpassingen of controles uitvoert.
6. Zorg dat de collector/rotor en alle roterende onderdelen
stilstaan, voordat u een schoonmaak, reparatie of in-
spectie maakt. Om te voorkomen dat het apparaat per
ongeluk start, ontkoppel de bougie en berg de kabel
weg van de bougie op Ontkoppel de kabel van de
elektrische motors.
7. Laat de motor niet binnenshuis draaien, behalve bij
het starten en bij vervoer van de sneeuwruimer in of
uit het gebouw. Open buitendeuren; het inhaleren van
de dampen is gevaarlijk.
8. Ruim geen sneeuw op glooiingsvlakken. Wees extra
alert als u op hellende oppervlakken van richting wilt
veranderen. Probeer niet op steile vlakken sneeuw te
ruimen.
9. Als de afdekkappen, platen of andere beschermingsmid-
delen niet juist zijn bevestigd, dient u de sneeuwruimer
niet te gebruiken.
10. Gebruik de sneeuwruimer niet in de buurt van glazen
afrasteringen, auto’s, gevelpuien, steile hellingen, etc.
als de afvoerhoek niet juist is afgesteld. Laat kinderen
en huisdieren niet in de buurt komen.
11. U overbelast de machinecapaciteit door op een te hoog
tempo sneeuw te ruimen.
12. Gebruik de machine nooit met hoge snelheid op gladde
oppervlakken. Wees voorzichtig bij het achteruitrijden.
13. Laat omstanders nooit in de buurt van de uitlaat of aan
de voorkant van het toestel komen.
14. Schakel de energiebron naar de collector/rotor uit als de
sneeuwruimer wordt verplaatst of als hij niet in gebruik is.
15. Gebruik alleen hulpstukken en onderdelen die door de
fabrikant van de sneeuwruimer zijn goedgekeurd (zoals
wielgewichten, contragewichten, doppen, etc.).
16. Gebruik de sneeuwruimer nooit bij slecht zicht of licht.
Wees zeker van uw schoeisel en houd de hendels stevig
vast. Loop; niet rennen.
Onderhoud en Opslag
1. Controleer met regelmatige tussenpozen of geleidingen,
breekpennen, motorophangbouten, enz. nog goed
vastzitten, om er zeker van te zijn dat er veilig met de
machine kan worden gewerkt.
2. Zet de machine met brandstof in de tank nooit weg in
een gebouw waar ontstekingsbronnen aanwezig zijn,
zoals heet water en ruimteverwarming, wasdrogers,
etc. Laat de motor eerst afkoelen, voordat de machine
wordt weggezet.
3. Volg altijd de belangrijke details van de instructies op
als de sneeuwruimer voor een lange periode wordt
weggezet.
4. Onderhoud of vervang de veiligheids- en instructielabels,
indien noodzakelijk.
5. Laat de motor een paar minuten na het sneeuwruimen
doordraaien om bevriezing van de collector/rotor te
voorkomen.