N
E
D
E
RL
AN
D
S
16
REINIGING EN ONDERHOUD
Onderhoud en reparaties dienen alleen uigevoerd te worden door een gediplomeerd vakman.
Controleer en reinig het apparaat, de kabels/slangen en accesoires regelmatig.
Controleer regelmatig de stekker en voedingskabel op beschadigingen. Wanneer één hiervan
beschadigd is, is het niet toegestaan het apparaat te gebruiken. De kabel en/of stekker dient door
een gediplomeerd vakman gerepareerd te worden.
Voordat u het apparaat gaat reinigen, dan wel ter reparatie stelt, altijd eerst het apparaat uitschakelen
en de stekker uit het stopcontact halen.
Gebruik nooit agressieve of bijtende reinigingsmiddelen. Gebruik ook geen oplosmiddel of benzine
houdende middelen. Deze reinigingsmiddelen kunnen het apparaat beschadigen of schadelijke residu’s
achterlaten.
Gebruik geen schuurspons of scherpe objecten tijdens het reinigen. Deze kunnen het apparaat beschadigen.
Dompel het apparaat nooit in water. Gebruik ook geen hogedrukspuit of directe waterstraal om het
apparaat te reinigen. Gebruik ook geen stoomapparaat om de vriezer te reinigen.
Laat de stekker of de voedingskabel niet nat of vochtig worden.
Reinig de onderdelen en accessoires met een zachte borstel of vochtige doek, warm water en een
mild (voedselveilig) reinigingsmiddel. De onderdelen zijn niet geschikt voor in de vaatwasmachine,
tenzij anders aangegeven. Gebruik een vochtige doek om de buitenkant van de machine te reinigen.
Droog het apparaat altijd na het reinigen, gebruik hiervoor een zachte doek.
OPSLAG
Zorg ervoor dat het apparaat op de juiste manier is schoongemaakt voordat u het opslaat.
Rol het snoer op en stop deze netjes weg.
Bewaar het apparaat op een droge en koele plaats.
AFDANKEN
Wanneer u het apparaat afdankt, doe dit dan in overeenstemming met de lokale, provinciale en
nationale voorschriften.