marklin 37257, Instruction Manual

Page: 4 / 20

4
Informationen zum Vorbild:
Bereits Ende des 19. Jahrhunderts begann die Beschaffung
einer ersten Serie von sieben Dampftriebwagen, die vornehmlich
Nebenbahnstrecken im südwestdeutschen Raum befuhren. Eugen
Kittel, Obermaschinenmeister der Königlich Württembergischen
Staatseisenbahnen (K.W.St.E.) entwarf einen leistungsfähigeren
Kessel, was 1905 zur Bestellung weiterer 10 Dampftriebwagen
in Württemberg führte, die erste Serie wurde dementsprechend
umgebaut. Für die Großherzoglich Badischen Staatsbahnen wurde
1914/15 eine weitere Serie von Dampftriebwagen der Gattung 121a
geliefert, die später bei der DRG unter den Betriebsnummern CidT
1 bis 8 eingereiht wurden. Aus dieser badischen Serie kamen nach
1945 noch 2 Dampftriebwagen zur Deutschen Bundesbahn, die
in der für Triebwagen üblichen Farbgebung in Purpurrot lackiert
wurden. 1951 bzw. 1953 wurden die beiden Dampftriebwagen aus
der Länderbahnzeit bei der Deutschen Bundesbahn ausgemustert.
Information about the Prototype:
As early as the end of the 19th century, procurement was begun
of a first series of seven steam powered rail cars that were chiefly
run on branch lines in the southwest part of Germany. Eugen
Kittel, chief mechanical engineer for the Royal Württemberg State
Railways (K.W.St.E.) designed a more efficient boiler, which led
in 1905 to the order for another 10 steam powered rail cars in
Württemberg. The first series was rebuilt accordingly. Another
series of steam powered rail cars under the class 121a was deli-
vered in 1914/15 for the Grand Ducal Baden State Railways, and
they were later designated on the DRG under the road numbers
CidT 1 to 8. Two steam powered rail cars from this Baden series
were acquired by the German Federal Railroad after 1945, and
they were painted in the crimson color scheme customary for
powered rail cars. In 1951 and 1953, these two steam powered rail
cars from the provincial railroad period were retired from service
on the German Federal Railroad.
Informations concernant la locomotive réelle :
Dès la fin du 19e siècle fut lancée l‘acquisition d‘une première
série de sept automotrices à vapeur qui circulaient essentiel-
lement sur les lignes secondaires du sud-ouest de l‘Allemagne.
Eugen Kittel, chef-mécanicien aux chemins de fer royaux
wurtembergeois (K.W.St.E.), conçut une chaudière plus
performante, ce qui généra en 1905 la commande de 10 autres
automotrices à vapeur dans le Wurtemberg. La première série
fut transformée en conséquence. En 1914/15, une autre série
d‘automotrices de la série 121a - ensuite immatriculées sous
les numéros CidT 1 à 8 à la DRG - fut livrée aux chemins de fer
du Grand-Duché de Bade. Après 1945, deux automotrices à
vapeur de cette série badoise arrivèrent encore à la Deutsche
Bundesbahn ; elles furent dotées de la livrée pourpre usuelle
pour les automotrices. En 1951, respectivement 1953, les deux
automotrices à vapeur de l‘époque des Länderbahnen furent
réformées par la Deutsche Bundesbahn.
Informatie van het voorbeeld:
Reeds eind 19de eeuw begon de aanschaf van een eerste serie
van zeven stoomrijtuigen die voornamelijk op zijlijnen in de Zuid-
west-Duitse ruimte reden. Eugen Kittel, Obermaschinenmeister
van de Königlich-Württembergische Staatseisenbahnen (K.W.St.
E.), ontwierp een krachtige ketel, wat in 1905 tot de bestelling van
nog eens 10 stoomrijtuigen in Württemberg leidde, de eerste serie
werd dienovereenkomstig omgebouwd. Voor de Grossherzoglich
Badische Staatsbahnen werd in 1914/15 een andere serie van
stoomrijtuigen van het type 121a geleverd, die later bij de DRG
onder de bedrijfsnummers CidT 1 tot 8 opgenomen werden. Uit
deze Badense serie kwamen na 1945 nog 2 stoomrijtuigen naar
de Deutsche Bundesbahn, die in de voor treinstellen gebruikelijke
kleurstelling in het purperrood geschilderd werden. In 1951 resp.
1953 werden de beide stoomrijtuigen uit de Länderbahn-tijd bij de
Deutsche
Bundesbahn buiten dienst gesteld.