Overige functies
- 163 -
02.20
909.2079.9-03
A51
LED F1
Brandt permanent (max. 5 s) bij geactiveerde secun-
daire parameter.
Knippert 2 maal bij het opslaan van de secundaire
parameter of de secundaire parameterwaarde.
A52
LED F2
Brandt permanent (max. 5 s) bij geactiveerde secun-
daire parameter.
Knippert 2 maal bij het opslaan van de secundaire
parameter of de secundaire parameterwaarde.
A53
Toets F2
dient voor het activeren van de secundaire parameter-
selectie (2 s indrukken).
Dient voor het opslaan van de geselecteerde secun-
daire parameter (2 s indrukken).
Dient voor het oproepen van de opgeslagen secun-
daire parameter (kort indrukken).
2
Hoofdparameters
Afhankelijk van de geselecteerde lasmethode
en het gecombineerde bedieningspaneel van
de stroombron kunt u verschillende hoofdpa-
rameters instellen.
De 7-segmentindicator links A4 toont de waarde van on-
derstaande hoofdparameters.
–
Toevoersnelheid voor de lasdraad A37
–
Lasstroomsterkte A36
–
Materiaaldikte A35
Â
Stel de gewenste waarde in via draaiknop A41.
De 7-segmentindicator rechts A12 toont de waarden van
onderstaande hoofdparameters.
–
A19
Lasspanning / Vlambooglengte in Volt
–
A20
Vlambooglengte als percentage
Â
Stel de gewenste waarde in via draaiknop A44.
3
Functietoetsen programmeren
Het bedieningspaneel biedt de mogelijkheid
om de toetsen F1 en F2 voor twee willekeurige
secundaire parameters te programmeren.
Toets programmeren
Â
Druk de te programmeren toets F1 A50 of F2 A53 gedu-
rende 2 s in.
9
De overeenstemmende LED F1 A51 of F2 A52 licht op. De
7-segmentindicator links A4 geeft "---" weer.
Â
Selecteer via draaiknop A41 de gewenste secundaire pa-
rameter.
9
De 7-segmentindicator links A4 geeft de secundaire para-
metercode weer.
Â
Druk nogmaals de toets F1 A50 of F2 A53 gedurende 2 s in
om op te slaan.
9
Ter bevestiging knippert de overeenstemmende LED F1
A51 of F2 A52 tweemaal.
Indien er gedurende 5 s geen programme-
ringsgegevens worden ingevoerd, wordt de
procedure afgebroken.
Secundaire parameter oproepen
Â
Druk kort de gewenste toets F1 A50 of F2 A53 in.
9
De overeenstemmende LED F1 A51 of F2 A52 licht op. De
7-segmentindicator links A4 geeft de opgeslagen secun-
daire parametercode weer.
Â
Stel via de draaiknop A44 de gewenste secundaire para-
meterwaarde in.
Â
Om de waarde op te slaan, drukt u nogmaals kort de over-
eenstemmende toets F1 A50 of F2 A53 in.
9
Ter bevestiging knippert de overeenstemmende LED F1
A51 of F2 A52 tweemaal.
Indien de 7-segmentindicator rechts A12 in
plaats van de secundaire parameterwaarde de
code "---" weergeeft, is deze secundaire para-
meter in de actuele bedrijfsmodus niet be-
schikbaar.
4
Overige functies
Gastest
Â
Druk op toets A41 'Gastest'.
9
LED A15 'Gastest' licht op en de magneetklep schakelt om.
Nu kunt u de gastoevoer inspecteren of instellen De func-
tie blijft 30 s lang actief en wordt daarna automatisch af-
gesloten. U kunt de gastest onderbreken door de brander-
toets of nog eens toets A14 'Gastest' eens in te drukken.
Testen van het bedienpaneel
Â
Druk tegelijkertijd 2 s lang op de toetsen A2 ‚Kratervullen‘
en A14 ‚Gastest‘.
9
Alle LEDs op het bedieningspaneel lichten op 5 s.
Bedieningspaneel ‚Helderheid‘
Via deze functie kunt u de helderheid van het volledige
bedieningspaneel instellen.
Â
Druk tegelijkertijd 2s lang op de toetsen A50 ‚F1‘ en A53
‚F2‘.
9
De release-informatie van het display wordt weergegeven.
Â
Verlaag of verhoog de helderheid door te drukken op de
toets A50 ‚F1‘ of A53 ‚F2‘.
i
i
ii
ii
ii